Verhalenlezen.nl - Voor al uw verhalen en sprookjes. Ook hebben we liefdes verhalen en erotische verhalen.

Verhaaltje mailen naar iemand.

Spreek een verhaal u aan, vind je een verhaal om te lachen? En wilt u het verhaaltje laten lezen door één van uw vrienden? Dan kan je via dit formulier het verhaaltje verzenden naar u vriend(in).

Naam ontvanger:
E-mail ontvanger:
 
Naam afzender:
E-mail afzender:
   
Verhaal:

Dodelijk pad (deel 1)
Bram bedankte de pompbediende voor diens uitleg en stapte vervolgens naar buiten, de avondschemering in. Hij liep naar de auto waarin Emma en de kinderen ongeduldig op hem zaten te wachten.
'En, weet je al wat meer?' vroeg Emma.
'Volgens die pompbediende moet het hier enkele kilometers verderop zijn, in noordelijke richting. Gewoon diezelfde onverharde weg blijven volgen, dan komen we er vanzelf.'
Met een zucht opende Emma de kaart die op haar schoot lag. 'Maar... die weg wordt helemaal niet op de kaart aangegeven, het leidt naar een stuk niemandsland. Hier, kijk zelf maar.'
Bram boog zich over de kaart en volgde met zijn vinger de weg die ze het afgelopen uur gereden hadden, tot het punt waar ze nu stonden. Emma had gelijk, op de kaart werd niets aangegeven. Vanaf de verharde weg, die wél op de kaart stond, hadden ze de afslag genomen naar de onverharde weg. Na enkele kilometers stopten ze bij dit tankstation. Tot zijn verbazing zag hij dat óók dit tankstation niet op de kaart stond.
Bram zuchtte en liet zijn hoofd achterover vallen. Door de voorruit keek hij naar het kleine gebouwtje dat er vreemd en oud uit zag. Beslist geen modern tankstation, dacht hij, zeker wel veertig jaar oud. Hij kon zich niet voorstellen dat dit tankstation nog in gebruik zou zijn. Het lag er zo stil en verlaten bij, hier in dit stuk niemandsland. Zelfs de pompbediende was een zeer oude man en droeg nog zijn oude, versleten, werkkleding. Kennelijk was er ook geen elektriciteit, want het enige licht dat binnen brandde was een ouderwetse olielamp dat aan het plafond hing. Buiten leek het wel een schroothoop: een berg ijzeren rommel, roestende auto onderdelen en wat rottende planken. De pomp zelf zag er uit alsof het al in geen jaren meer in gebruik was.
Bram startte de motor, keerde de auto en reed de onverharde weg op in noordelijke richting.
'Leg die kaart maar weg, Emma, die hebben we niet meer nodig.'
Met een zorgelijke blik in haar ogen vouwde Emma de kaart weer dicht en schoof het in het vakje onder het dashboard, terwijl Bram haar met een glimlach aankeek en zijn hand op haar been liet rusten.
'Maak je geen zorgen, lieverd,' zei Bram, 'we komen er wel, dat beloof ik je.'
'Dat hoop ik dan maar, want ik ben het zat. Al de hele dag zijn we onderweg en nog steeds hebben we dat vakantiehuisje niet gevonden. Ik begin me toch echt af te vragen of dat huisje wel bestaat. Ik bedoel, de routebeschrijving op internet was al vrij onduidelijk en nu... nu rijden we hier op een weg die niet eens op de kaart aangegeven staat. Ik heb hier een slecht gevoel over, Bram, laten we gewoon terug gaan...'
'Maar we zitten op de goede weg,' onderbrak Bram. 'Het kan nu niet ver meer zijn. Die oude man had gezegd dat het hier enkele kilometers verderop moet zijn. We zitten goed, dat weet ik zeker.'
Emma zag het allemaal niet zo positief in als Bram. Ze had er een slecht gevoel over. Al de hele middag had ze dit nare voorgevoel, alleen werd dit gevoel heviger naarmate ze hun doel dichter naderden.
De dag begon al niet vlekkeloos. Eerst moest Bram zonodig nog bij zijn ouders langs, even op de koffie. Uit ervaring wist ze dat het verblijf bij haar schoonouders uren kon duren en dat kwam deze dag zeer slecht uit. Als ze gewoon rechtstreeks van huis af richting hun bestemming waren vertrokken, zonder alle strubbelingen onderweg, dan hadden ze nu al in hun vakantiehuisje kunnen zitten. Helaas verliep de dag geheel anders. Onderweg waren de kinderen vervelend en maakten ze constant ruzie om kleine dingetjes. Ook moest hun hond, Ralf, onderweg op een ongelegen moment uitgelaten worden toen ze over de snelweg reden en waar je niet zomaar kan stoppen. Omdat Ralf niet zijn behoefte in de auto mocht doen, besloot Bram om tóch de auto aan de kant te zetten. Helaas werden ze door deze actie beloond met een boete van vijftig euro.
Nu zat ze hier dan, vermoeid. Haar ogen kon ze nauwelijks nog open houden. Bram had kennelijk meer energie en concentreerde zich op de weg. Ze keek achterom naar de achterbank. Zo te zien was Lars al in slaap gevallen en hing hij met zijn hoofd opzij. Thomas was nog klaarwakker en keek dromerig naar buiten. Ralf lag tussenin, maar was wakker en opende zijn ogen toen Emma achterom keek.
'Ik heb honger,' zei Thomas. 'Gaan we nog ergens iets eten?'
'Hahaha! Nou, Thomas, ik verwacht hier in deze omgeving geen eettent,' lachte Bram.
'Er zijn nog wat boterhammen over,' zei Emma. Ze opende een tas voor haar voeten en haalde er twee boterhammen met pindakaas uit en gaf het aan Thomas.
Thomas was de oudste van de twee en nog maar twaalf jaar oud. Hij zag het helemaal niet zitten om een week lang in zo'n vakantiehuisje te zitten. Het liefst was hij deze hele pinkstervakantie gewoon thuis en lekker actief met zijn xbox360. Lekker online gamen met zijn vrienden. Toen zijn vader vol enthousiasme aan de eettafel vertelde over het vakantiehuisje, waar ze heen zouden gaan de komende pinkstervakantie, stortte zijn wereld in. Thomas had andere plannen voor deze vakantie en die zag hij als sneeuw voor de zon verdwijnen. Uren heeft hij liggen huilen op zijn bed en was ontroostbaar.
Hoe kon zijn vader toch zo naïef zijn, dacht Thomas, dat hij die advertentie op internet zo serieus nam? Een goedkoop vakantiehuisje ergens in het noorden van het land in een bosrijk gebied, vertelde zijn vader enthousiast. Thomas had die advertentie ook aandachtig bekeken en het beviel hem absoluut niet. De locatie werd niet duidelijk aangegeven en de routebeschrijving liet veel te wensen over. Het enige wat gedaan moest worden was het aangeven wanneer- en tot hoe lang de bezoekers van dit huisje gebruik zouden maken, waarna een geldbedrag van honderd euro overgemaakt moest worden op een rekeningnummer - dat was alles. Verder was het gewoon een kwestie van er heen gaan. De sleutel zou dan al in het slot zitten en konden ze zo het pand betreden. Het verbaasde Thomas dat er helemaal geen foto bij de advertentie zat, die eventueel een afbeelding van het huisje en haar omgeving zou tonen. Wél was er een vage omschrijving: een oud houten huisje op een open plek omringd door hoge bomen midden in een groot bos.
Thomas zuchtte nogmaals diep bij deze gedachten, terwijl hij door het raampje naar buiten keek. Hoe kon zijn vader zo stom zijn...
Opeens richtte Ralf zich op en begon als een bezetene te blaffen en te huilen en sprong daarbij, alsof hij in paniek raakte, tegen de achterruit. Alsof hij er zich wilde verschuilen. Iedereen schrok van deze plotselinge wending en Bram trapte van schrik de rem helemaal in, waardoor de auto met een schrapend geluid over de onverharde weg tot stilstand kwam.
'Wat is dit verdomme!' schreeuwde Bram van schrik uit.
Lars was door de remkracht naar voren geklapt en was meteen klaarwakker en begon te huilen.
'Stel je niet aan, jankerd!' riep Thomas hem toe.
'Thomas, houd je mond! Ik waarschuw je! Dit is de laatste keer!' schreeuwde Emma.
'Wat is er in godsnaam met dat beest aan de hand?' riep Bram ongeduldig. 'Heeft hij ergens last van?'
Thomas hield Ralf inmiddels al stevig vast en aaide hem over zijn rug in een poging hem te kalmeren. 'Ssst, ssst. Stil maar Ralf. Wees rustig, er is niets aan de hand...'
Ralf trilde helemaal van top tot teen en staarde met grote ogen angstig naar buiten. Alsof hij ergens in de verte, ergens in de diepte van het duister, het gevaar zag naderen.
'Ach, misschien moet hij gewoon weer zonodig pissen, zoals gewoonlijk altijd op ongelegen momenten,' mopperde Bram terwijl hij het portier opende en naar buiten stapte.
'Weet je wel zeker dat hij uitgelaten moet worden, Bram?' vroeg Emma. Ze keek weer naar de achterbank, naar Ralf, hun twee jaar oude golden retriever, die daar nu rillend in de armen van Thomas lag. 'Ik weet het niet, Bram, laten we maar omkeren en terug gaan. We nemen wel ergens een hotelletje ofzo, we zien wel...'
'Ben je gek geworden!' onderbrak Bram haar. 'We hebben verdomme al voor dat huisje betaald. Ik ga niet keren. We zitten er niet ver meer vandaan en we zullen het spoedig vinden, dat verzeker ik je!'
Geïrriteerd liep Bram naar achteren en opende het achterportier. 'Nou, kom op Ralf. Doe even je ding, dan kunnen we weer verder.'
Maar Ralf kwam niet naar buiten en in plaats daarvan kroop hij alleen maar dichter tegen Thomas aan.
'Pap,' zei Thomas, 'misschien moet hij helemaal niet zijn behoefte doen. Het lijkt er meer op dat hij ergens bang voor is.'
Bram wist dat dieren een sterke intuïtie hebben en dat ze het gevaar lang van te voren voelen aankomen en al op de vlucht slaan, alvorens het gevaar zich aandient. Hij keek om zich heen en staarde het duister in. Nu voelde hij het ook: een naar gevoel in zijn onderbuik en een rilling over zijn rug die hem kippenvel bezorgde. Een gevoel dat je krijgt wanneer mensen je aanstaren.
'Ehh... nou... we kunnen het toch in ieder geval proberen?' zei Bram onzeker, terwijl hij nog om zich heen keek. 'Misschien zit hem iets dwars wat de pijn veroorzaakt en moet het er gewoon uit.'
Bram opende de kofferbak en haalde er een ketting uit die hij vervolgens aan het halsbandje van Ralf klikte. 'Kom Ralf, even naar buiten.' Hij trok lichtjes aan de ketting maar Ralf verzette zich. Thomas hielp mee en duwde Ralf voorzichtig naar buiten.
Toen Ralf eenmaal buiten stond rilde hij nog heviger en piepte hij zachtjes. Krampachtig liep hij achter Bram aan die hem lichtjes maar voorzichtig achter zich aan trok.
Ondertussen waren Emma en Thomas ook uitgestapt en bleven ze in het licht van de koplampen staan. Bram liep met Ralf naar rechts van de weg af het duister in.
'Bram, blijf een beetje in de buurt!' riep Emma bezorgd.
'Ik ben niet ver, Emma, maar hier is Ralf misschien wat minder afgeleid.'
Thomas liep uit het licht van de koplampen vandaan om zijn ogen wat meer aan het duister te laten wennen. Hij zag dat het landschap niet helemaal verduisterd was, maar door het maanlicht beschenen had het een grijze tint. Aan de horizon werden de contouren van bomen zichtbaar. Overal waar Thomas keek zag hij bomen. Ze waren erdoor omringd. Blijkbaar begaven ze zich op een grote open plek, midden in een groot bos.
Verder was het landschap niet helemaal kaal. Hier en daar waren wat bomen en struiken zichtbaar die de open plek gedeeltelijk vulden. Rechts van het pad, op nog geen tien meter afstand, was een rij lage struiken zichtbaar. Thomas bekeek het aandachtig, maar zijn aandacht werd getrokken door iets wat zich daar achter bevond. Hoe langer hij er naar keek, hoe duidelijker het beeld werd. Hij liep wat naar voren om er meer zicht op te krijgen.
Achter het struikgewas zag hij iets wat veel groter was en dat zich uitstrekte over een groter oppervlak. Het onderscheidde zich van de rest van het landschap doordat het maanlicht er anders op weerkaatste. Het had iets onnatuurlijks, iets kunstmatigs.
Thomas kon zijn nieuwsgierigheid niet meer bedwingen. 'Pap, mam! Kom eens kijken!'
Bram had Ralf inmiddels weer in de auto gedaan en kwam nu bij Thomas staan. Ook hij zag het nu: die vreemde schittering in het maanlicht.
Bram draaide zich om naar Emma, die nu ook nieuwsgierig kwam aanlopen. 'Emma, kun jij even die zaklamp uit de kofferbak pakken?'


De oude man nam nog een trek van zijn pijp voordat hij de telefoon opnam. 'Ja, met mij...'
'Hoe staat het er voor?' vroeg een zware, onmenselijke, stem aan de andere kant van de lijn.
'Ze zijn zojuist gearriveerd. Ik heb ze jullie kant opgestuurd.'
'Uitstekend. Ik wist dat ik weer op je kon rekenen.'
'Natuurlijk kun je op mij rekenen, zolang er maar iets tegenover staat. Dat weet je toch?'
'Commandeer mij niet, ouwe! Of wil je hetzelfde lot ondergaan als dat gezinnetje?'
De oude man beet op zijn lip en slikte een paar keer. 'Ehh... nee... haha. Natuurlijk niet, je kent me toch?' antwoordde hij nerveus en nam nog een stevige trek van zijn pijp.
'Goed,' zei de stem aan de andere kant. 'Wat zijn je wensen?'
De oude man bewoog wat onhandig met zijn hand tussen zijn benen. 'Ik... Ik wil die vrouw... Is dat mogelijk?'
'Hahaha, jij ouwe viespeuk! Goed, je mag haar voor een nacht lenen, maar daarna is ze van ons, oké?'
De oude man knikte tevreden en kon een grijns niet onderdrukken. 'Prima. Jullie kunnen altijd op mij rekenen.'
'Dan is dat afgesproken...'
De verbinding werd aan de andere kant verbroken en de oude man hing de hoorn weer aan de haak. Hij liet zich achterover zakken in zijn stoel en nam nog een stevige trek van zijn pijp en blies de rook weer uit.
Hij lachte tevreden...


'Mijn god! Allemaal auto's,' riep Bram verbaasd en hij scheen met zijn zaklamp over honderden auto's. Een enorm veld, wel twee voetbalvelden groot, dat omgeven was door een struikgewas en deze autokerkhof scheidde van de rest van het landschap. Alle auto's waren nog in goede staat, op enkele na. Bij sommige ontbraken deuren, ramen en andere onderdelen, maar verder leken ze intact. Ze stonden in dubbele rijen netjes naast elkaar geparkeerd.
'Een parkeerplaats, hier, in the middle of nowhere?' vroeg Emma met verbazing in haar stem. 'Bevindt zich hier in deze omgeving een recreatiegebied?'
'Niet dat ik weet,' antwoordde Bram. 'Maar zo te zien is dit niet zomaar een parkeerplaats, Emma. Zie je die auto's daar helemaal achteraan in het veld, tegen het struikgewas?' Bram scheen ernaar met zijn zaklamp.
'Ja, wat is daar mee?'
'Zie je dan niet dat dat zeer oude wagens zijn? Tegenwoordig zie je daar echt geen mens meer in rijden'
Emma bekeek de oude modellen aandachtig. 'Je hebt gelijk,' antwoordde ze.
'Ik kan me niet voorstellen ze daar pas zijn neergezet,' zei Bram. 'Zo te zien staan ze er al jaren. Tientallen jaren. Onder al deze auto's groeit nauwelijks gras, eromheen wél. Dat betekent dat ze er lang geleden zijn neergezet. Maar door wie en met welk doel?'
Thomas was inmiddels terug naar de auto gelopen en had een tweede zaklamp uit de kofferbak gehaald. Nu liep hij tussen de auto's door, niet ver bij zijn ouders vandaan. Met zijn zaklamp inspecteerde hij enkele auto's. Ook hém viel het op dat het gras eronder dor of verdwenen was. En dat terwijl om hem heen het gras overal groeide. De geparkeerde wagens wekte de indruk dat ze oud waren en er al heel lang stonden. Hoe verder Thomas de rij afliep, hoe ouder de modellen werden - alsof ze in chronologische volgorde waren geparkeerd.
Hij scheen bij een van de auto's door het zijraampje naar binnen en zag op de achterbank wat ouderwets speelgoed liggen: een paar poppen, een trein en een oud kinderboek en nog wat andere spulletjes. Op de stoel naast bestuurder lag een ouderwets handtasje, met wat make up spullen die ernaast verspreid lagen. Op het dashboard zag hij een oude zwart wit foto, waarop vrolijk een gezin poseerde. De auto zelf was een oud model. Zo te zien een klassieke Jaguar uit de jaren zestig.
Hij liep het rijtje terug totdat zijn aandacht getrokken werd door een auto die er aan de voorkant zwaar beschadigd uit zag. Geen frontale botsing, zag hij, want de voorbumper was onbeschadigd. Alleen de motorkap was zwaar ingedeukt. Zo zwaar zelfs dat beide zijden van de motorkap wel dertig centimeter omhoog staken. Thomas probeerde zich voor te stellen welke kracht dit veroorzaakt kon hebben. Zelfs met de zwaarste voorhamer zou het geen mens lukken om een dergelijke schade toe te brengen.
Thomas keek naar de rest van de auto en zag dat de voorruit en twee zijraampjes waren verdwenen; waarschijnlijk door de enorme impact volledig versplinterd. Binnenin was het smerig. Overal kropen ongedierte weg in het licht van de lamp en spinnenwebben sierden het plafond. Thomas zag dat de stoelen en de binnenkant van het portier besmeurd waren met iets, iets wat er al lang op zat, maar nu opgedroogd en donkerbruin was - bijna zwart.
Thomas schrok... Is dat bloed?
'Laten we verder gaan,' zei Bram, die nu terug kwam lopen met Emma achter zich aan.
'Pap, moet je eens kijken hier. Deze auto is...'
'Nu niet, Thomas,' onderbrak hij, 'Het is al laat.'
'Maar pap! Dit moet je echt zien! Er is iets vreemds aan deze auto...'
Emma zag waar Thomas op doelde en bleef bij de auto staan. Bram scheen met zijn lamp op de motorkap en vertrok zijn gezicht van verbazing toen hij hetzelfde zag.
'Dat moet een vreemde botsing geweest zijn,' merkte Bram op.
'Niet zomaar een botsing,' vulde Thomas hem aan. 'De voorbumper mankeert niets, wat een frontale botsing dus uitsluit. Het lijkt er meer op dat er van bovenaf iets op de motorkap is ingeslagen.'
'Dat moet dan wel iets heel zwaars geweest zijn - of iets heel sterks,' opperde Bram.
'Maar dat is niet alles,' zei Thomas. 'Want wat dacht je van al dat bloed in de auto?'
'Bloed?' Bram kwam naar voren en scheen naar binnen. Hij zag wat Thomas bedoelde. 'Je hebt gelijk. Dit lijkt inderdaad op gestold bloed!' Huiverig deinsde hij achteruit en stootte daarbij tegen Emma aan die pal achter hem stond.
Emma zag het nu ook en sloeg een hand voor haar mond om en gil te onderdrukken. 'Gatverdamme!' riep ze. 'Ik wil hier zo snel mogelijk weg!'
'Laten we niet te hard van stapel lopen,' zei Bram. 'We kunnen beter gewoon zo snel mogelijk naar dat huisje gaan. We zijn er nu tóch al bijna en bovendien hebben we er al voor betaald.'
'Maar Bram...'
'Morgen kijken we wel verder. Dan is het licht en kunnen we deze omgeving op ons gemak verder bekijken. Ik zal wel even bij die oude pompbediende langs gaan voor verdere informatie. Misschien weet hij meer te vertellen over deze omgeving, en... en over al deze auto's hier. Wie weet valt het allemaal wel mee en maken we ons druk om niets.'
'Maar Bram, er is iets vreemds aan deze omgeving hier.' Ze keek om zich heen en zag hoe het maanlicht griezelig op daken van de auto's schitterde. 'Al die auto's hier...'
'Mamma, ik moet plassen...' Emma keek om. Het was Lars, die nu slaperig kwam aanlopen.
Lars was in de auto achtergebleven en weer in slaap gevallen. Hij had weinig van het hele gebeuren meegekregen. Behalve dan dat hij met een klap wakker werd door het plotselinge remmen. Nu was hij weer wakker en wreef hij de slaap uit zijn ogen terwijl hij dromerig op zijn moeder afliep.
Emma tilde hem op. 'Kom schat. Straks mag je plassen. We zijn er bijna.'


Ze reden weer verder en Bram staarde gespannen door de voorruit naar het verlichtte deel van de weg voor hem. Door de koplampen werd de weg maar enkele tientallen meters verlicht... daarachter was alles zwart. Het bood een griezelig uitzicht en het gaf hem een onzeker gevoel. Hij twijfelde of hij deze reis wel moest blijven voortzetten en vroeg zich af waar dat vakantiehuisje zich in godsnaam moest bevinden, hier in dit uitgestrekte gebied. Die pompbediende had gezegd dat ze deze weg gewoon moesten blijven volgen. Dan zouden ze hun doel vanzelf bereiken. Daar hield hij zich maar aan vast en probeerde er op te vertrouwen.
Ralf lag tussen Thomas en Lars in. Zijn hele lijf rilde. Nog steeds bezeten van angst. Af en toe piepte hij en keek hij verschrikt op, alsof hij iets hoorde. Thomas aaide hem over zijn rug, maar het hielp niets. De rilling in zijn lijf verergerde alleen maar. Dan keek hij Thomas met smekende ogen aan... Verlos me uit deze hel!
Morgen is alles anders, dacht Thomas, dan schijnt de zon weer vrolijk. Dan zou hij met zijn vader op pad gaan, zo stelde hij zichzelf voor. Ze zouden deze omgeving wel even verkennen en terug gaan naar die mysterieuze parkeerplaats. Voorál die zwaar beschadigde auto, die zouden ze dan wel even aan een nader onderzoek onderwerpen, dacht hij... En misschien valt er nog wel meer te ontdekken in deze omgeving?
Zijn hart klopte sneller bij die gedachte en hij kon een glimlach niet meer onderdrukken. In tegenstelling tot zijn ouders begon hij het steeds meer naar zijn zin te krijgen. Hij proefde de smaak van pure sensatie in zijn mond. Deze griezelige omgeving sprak hem tot zijn verbeelding. Het leek hem wel of ze in een of andere enge film waren beland, een film waarin zij nu de hoofdrol speelden. Met zijn fototoestel zou hij morgen foto's en filmpjes maken die hij dan later op youtube zou zetten wanneer hij weer thuis zou zijn. Zo zou hij dan kunnen opscheppen bij zijn vrienden over deze vakantie.
Lars kwam naar voren. 'Mamma, ik moet nu echt plassen.'
'Straks lieverd, we zijn er bijna.'
'Maar ik houd het niet meer.' zei Lars en hij wipte ongeduldig op en neer.
'Houd het nog even vol,' zei ze. 'Het kan niet ver meer zijn.'
We zouden hier gemakkelijk even kunnen stoppen voor een plaspauze, dacht Emma, maar ze durfde het niet te overwegen. Ze wilde niet meer uit de auto stappen, maar gewoon aan een stuk doorrijden tot ze hun bestemming bereikt hadden. Dan zou ze zich veiliger voelen.
Ze keek naar Bram en zag de twijfel in zijn ogen. Ook hij leek niet meer zo zeker over deze vakantie. Nu reed hij voorzichtiger en langzamer dan voorheen; bijna stapvoets en wekte de indruk dat hij elk moment het stuur om kon slaan en de hele vakantie zou laten voor wat het was. Daar hoopte ze op, maar ze wilde hem er ook niet op aansturen. Hij zou beslist dwars liggen, wist ze, dat deed hij altijd. Het zou uitlopen op een ruzie en dat kon ze nu echt niet hebben. Niet nu. Niet hier in deze omgeving.
Thomas tuurde naar buiten en fantaseerde er nog vrolijk op los. Plots werd zijn aandacht getrokken door iets wat hij links van hem zag. In het voorbijgaan werd het continue beschenen door maanlicht. Hij zag het al enige tijd voorbijflitsen maar werd er zich nu pas van bewust.
Hij greep naar zijn zaklamp die naast hem op de achterbank lag, klikte het aan en zette het vervolgens vlak tegen het raam. Een grote lichtvlek rimpelde over het oppervlak van wat zich daarbuiten bevond en hij zag nu wat het was. Een hek!
Een lange stalen hek van ongeveer vier meter hoog dat parallel langs de weg liep.
Bram zag dat Thomas naar buiten scheen en ook hém viel het nu op. 'Wat is dat!'
'Het lijkt wel een stalen hek!' riep Thomas enthousiast.
'Wat heeft dit nu weer te betekenen?' vroeg Bram zich af en hij haalde een paar keer diep adem om zijn zenuwen te onderdrukken. Hij stopte vervolgens de auto om het wat beter te bekijken.
'Laten we doorrijden, Bram.' zei Emma ongeduldig.
'Ja, we gaan zo verder... Thomas, schijn eens wat heen en weer.'
Thomas deed het, maar de details werden moeilijk zichtbaar.
'Dit moet ik wat nader gaan bekijken,' zei Bram en hij opende het portier.
Emma greep hem stevig bij zijn arm. 'Nee!' riep ze. 'Ik wil niet dat je naar buiten gaat. Ik vertouw het hier niet! Laten we in godsnaam doorrijden of gewoon omkeren en weggaan!.. Bram, je voelt toch óók dat dit niet klopt? Dat er iets mis is met deze omgeving?.. Voel je het dan niet?'
Bram aarzelde even voor hij verder ging en dacht na over wat Emma zei. Natuurlijk voelde hij het ook. Dat voelde hij al vanaf het moment dat Ralf zijn angstaanval kreeg. Nu was dat gevoel, dat angstaanjagende voorgevoel, alleen maar sterker geworden. Maar zijn nieuwsgierigheid won het van zijn angst. Hij rukte zich los uit de greep van Emma en stapte uit.
Hij klikte zijn zaklamp aan en scheen op het hek. Nu hij dichterbij stond zag hij hoe het enorme stalen gevaarte boven hem uit torende. Het was een stevige stalen constructie van smeedijzer dat zowel van onder- als bovenin was versierd met cirkels en bogen als decoratie. Boven op het hek staken grote ijzeren punten omhoog. Blijkbaar om het eroverheen klimmen onmogelijk te maken. De hele constructie rustte op een stevige fundering, dat bestond uit een één meter hoge bakstenen muur van een meter dik. Zowel het metselwerk als het smeedijzeren hek oogden oud, zeer oud - bijna middeleeuws.
Bram scheen van links naar rechts en hij verbaasde zich over de omvang ervan. Zover hij met zijn zaklamp kon schijnen was het enorme hek zichtbaar. Hij vroeg zich af tot hoe ver het zou doorlopen. Misschien is het bedoeld om een groot gebied af te schermen van de buitenwereld, dacht hij. Misschien staat er achter dit hek wel een groot landhuis?
Hij stak zijn zaklamp voorzichtig door het hek heen en bescheen het landschap erachter. Zover hij kon schijnen zag hij alleen maar wat bomen en struiken. Verder was het landschap vrij kaal met hier en daar wat plukken hoog gras. Niet een typisch stuk land waarop je een groot landhuis zou verwachten, dacht hij.
'Wow!' riep Thomas enthousiast, die inmiddels uit de auto was gestapt en met zijn zaklamp op het hek scheen. 'Hoe oud zou dit zijn?'
'Heel oud,' zei Bram. 'Aan het metselwerk te zien lijkt het wel middeleeuws.'
'Middeleeuws?' vroeg Thomas en zijn enthousiasme nam toe. 'Misschien vormt dit hek wel de omheining van een landgoed van een oud verlaten kasteel!'
Bram moest lachen om het enthousiasme van zijn zoon. Typisch een jongen, dacht hij. Hij was op die leeftijd net zo: een fascinatie voor alles wat griezelig en mysterieus was.
'Wat denk jij, pap?'
Bram dacht even na voor hij antwoord gaf. 'Ik weet het niet, Thomas. Ik heb werkelijk geen flauw idee wat zich daar moet bevinden. Maar een kasteel?... Als er werkelijk zoiets als een kasteel zou staan dan zou dit algemeen bekend moeten zijn. Voor zover ik weet staan hier geen kastelen.'
'Maar op die wegenkaart ontbrak toch ook deze weg en het tankstation?'
'Klopt,' zei Bram. 'Maar die kaart is ook niet gedetailleerd genoeg blijkbaar en misschien hebben ze daarom nutteloze en onbelangrijke wegen bewust weggelaten.'
'Sterker nog,' opperde Thomas. 'Deze hele omgeving staat zelfs blanco aangegeven op de kaart... En...' Hij aarzelde even voor hij verder ging. 'En de satellietbeelden van deze omgeving staan geblurd op GoogleEarth. Dat zag ik vorige week toevallig.'
Bram schrok van deze uitspraak en keek Thomas strak aan. 'Wat! En dat vertel je me nu pas?'
Thomas slikte. 'Ehh... ja... sorry, ik had er eigenlijk helemaal niet aan gedacht. Ik dacht niet dat dat van belang zou zijn...'
'Heb je enig idee wat dat betekent?' zei Bram geïrriteerd. 'Dat betekent dat we hier helemaal fout zitten.'
'Hoe bedoel je fout?'
'Gebieden op GoogleEarth worden natuurlijk niet voor niets onherkenbaar gemaakt. Meestal zijn dat militaire gebieden, die beschermt dienen te worden tegen terroristische aanvallen.' Hij keek even om zich heen voor hij verder ging. 'Deze omgeving hier... die hebben ze natuurlijk ook niet zonder reden op GoogleEarth geblurd.'
'Is dit militair terrein dan?'
'Misschien, maar om de een of andere reden wilt de overheid dit gebied beschermen en hebben ze het daarom op de kaart weggelaten, om nieuwsgierigen bij deze omgeving weg te houden.'
'Maar waarom hebben ze dan geen hek om dit hele landschap getrokken?'
'Geen hek?' zei Bram en hij wees naar het enorme hek voor hem. 'En wat is dat dan?'
'Maar dat stamt uit de middeleeuwen, pap. Ik bedoel een hek om dit héle gebied heen, om het af te schermen tegen indringers.'
Bram zuchtte. Hij was vermoeid en had geen zin meer om nog langer na te denken. Hij kreeg het allemaal niet meer op een rijtje en het duizelde in zijn hoofd. Hij verlangde naar een warm bed en een lange nachtrust. Als ze het huisje niet vinden, zouden ze wel omkeren en ergens in de buurt een hotel opzoeken. Dan zou hij de volgende dag alles op zijn gemak verder kunnen uitzoeken.
Hij keek naar Emma, die hen vanuit de auto ongeduldig zat aan te staren. Ze gebaarde dat ze verder wilde en dat Lars heel nodig moest. De angst was goed in haar ogen af te lezen, zag hij en hij kon het niet langer meer aanzien...
'Kom,' zei Bram, 'laten we weer verder gaan.'


Grote stevige handen trokken de zware ketting weg en het hek werd ontgrendeld. Een grote, donkere gestalte duwde het zware hek open en liep naar het midden van de weg. Daar bleef hij staan... en hij wachtte. Hij trok zijn grote zwarte cape strak om zijn brede schouders en zijn gelaat verzonk daarbij diep in zijn capuchon...
Daar stond hij, met zijn blik op het zuiden gericht. Starend in het duister. Zijn ogen waren groot, onmenselijk groot en helemaal zwart. Zijn ogen waren gemaakt voor de nacht. Elk sprankeltje licht nam hij waar. Elke foton op zijn netvlies veroorzaakte een stevige prikkel naar zijn brein. Niets kon aan zijn aandacht ontsnappen. Niemand...
Twee lichten in de verte werden zichtbaar en kwamen langzaam dichterbij. Hij kneep zijn ogen samen tot kleine spleetjes om het felle licht te reduceren. Zijn ademhaling nam toe en zijn spieren spanden zich. Hij voelde het genot van adrenaline door zijn aderen stromen - Ze zijn er!


Ralf ging nu als een bezetene tekeer. Hij blafte, gromde en jankte en sprong daarbij bijna tegen het plafond. Krabbelend over de achterbank stootte hij een paar keer met zijn kop tegen de achterruit, alsof hij er doorheen wilde breken. Hij voelde het. Hij voelde het als geen ander hoe ze het kwaad naderden.
Thomas dook er bovenop en probeerde hem in bedwang te houden, maar de adrenaline die door Ralfs aderen stroomde maakte hem vreselijk sterk. Iedere keer wist hij weer uit zijn greep te ontsnappen en dan sprong hij weer overeind.
Lars deed geen moeite om zijn broer te helpen. Hij had het veel te druk met zijn plas op te houden, terwijl hij de druk op zijn blaas voelde toenemen.
Bram schonk geen aandacht meer aan het tafereel dat zich nu achter zijn rug afspeelde, maar concentreerde zich nu volledig op de weg, in de hoop een nieuwe aanwijzing te vinden die uiteindelijk zou leiden tot het vinden van het vakantiehuisje. Emma had die taak op zich genomen en keek regelmatig achterom om zich met situatie te bemoeien. En daarbij probeerde ze Lars te kalmeren, die nu begon te huilen omdat hij het niet meer hield.
Uiteindelijk wist Thomas Ralf te kalmeren en lag nu met zijn volle gewicht boven op hem. Ralf rilde door zijn hele lijf en piepte nog een beetje, maar verder was hij stil...
'Wat is dat daar?' vroeg Bram plotseling en hij boog wat naar voren.
'Waar?'
'Daar... recht voor ons!'
Emma zag het ook. Ongeveer vijftig meter voor hen werd een gestalte zichtbaar in het licht van de koplampen, maar nog te ver weg om enige details te zien. 'Het lijkt wel of daar iemand midden op de weg staat!' riep Emma.
'Dat komt dan mooi uit,' zei Bram. 'Dan kunnen we hem gelijk de weg vragen.'
Bram nam wat gas terug en ging nu stapvoets rijden terwijl ze de donkere gestalte steeds dichter naderden. Uiteindelijk stopten ze op nog geen vijf meter voor hem en bleven ze er vol verbijstering naar kijken.
Het eerste wat Bram opviel was zijn omvang, want die was abnormaal. Enorm breed en vooral heel lang. Bram schatte zijn lengte op minstens tweeënhalve meter. Verder was het zijn kleding dat opviel: een lange zwarte cape die zijn hele lichaam verhulde en met een capuchon waarin zijn gezicht diep wegzonk. Het staarde hen aan en Bram voelde zijn hele lichaam verslappen...
'Gatverdamme! Wat is dat?' riep Emma, terwijl ze naar achteren deinsde. 'Is dat echt?.. Een pop?'
Maar Bram zei niets; hij bleef er alleen maar naar staren.
'Bram?..'
Bram was verbijsterd en kon niet bevatten wat hij zag. Deze avond was al een opeenstapeling van idiote gebeurtenissen... maar dit? Dit was toch echt te gek voor woorden. Hij hoorde Emma iets roepen over een 'pop', maar zijn gevoel zei dat het geen pop was maar een entiteit, iets wat leeft.
'Omkeren!' riep Emma vastberaden.
Maar Bram was er met zijn gedachten nog niet helemaal bij en bleef er maar naar staren.
'Bram!.. Omkeren... Nu!' Emma rukte een paar keer aan zijn arm om hem uit zijn hypnose wakker te schudden.
Op dat moment ontwaakte Bram en kwam onmiddellijk in actie. Hij sloeg zijn stuur om naar links, schakelde achteruit en trapte het gaspedaal in. Met enorme snelheid reed hij achteruit en kwam net op tijd tot stilstand op een paar centimeter voor de fundering van het hek. Maar op het moment dat hij zijn stuur naar rechts omsloeg, viel de motor plotseling uit en het licht van de koplampen doofden.
'Wat nu?' Zei Emma in paniek.
'Alles valt uit, dat zie je toch!' schreeuwde Bram uit en hij rukte zenuwachtig aan het contactslot, maar niets deed het meer. 'Verdomme!'
Thomas klikte zijn zaklamp aan en iedereen schrok van het felle licht dat opeens de cabine vulde. Hij scheen door het glas naar buiten en zag tot zijn stomme verbazing dat de donkere gestalte verdwenen was. 'Waar is hij gebleven?'
Bram greep vloekend naar een tweede zaklamp die hij vervolgens met trillende vingers aanklikte en schuin door het zijraampje naar buiten scheen, naar de plek waar zojuist die vreemde entiteit had gestaan. 'Wel verdomme!' vloekte hij nogmaals en scheen vervolgens wild alle kanten op.
'Hij is weg,' zei Thomas en hij scheen door de achterruit naar buiten. 'En achter het hek zie ik hem ook niet.'
'Hij kan toch niet zó snel verdwenen zijn?' zei Emma. 'Het was slechts enkele seconden tussen het uitvallen van de motor en dat Thomas zijn lamp aan deed.'
Bram scheen door de voorruit naar een rij bomen aan de rechter kant van de weg, maar zag daar niemand. Hij volgde geconcentreerd de rij bomen naar links tot hij weer bij de plek aankwam waar de entiteit had gestaan.
'Daar!' schreeuwde Thomas. 'Daar! Verderop bij het hek!'
Bram keek van schrik om en zag waar Thomas zijn lichtbundel op gericht had. In het vage licht zag hij de contouren van een enorme poort in het hek die helemaal geopend stond. 'Een poort?'
'Daar lijkt het wel op,' zei Thomas. 'En door diezelfde poort is hij waarschijnlijk ook weer verdwenen.'
Bram wilde hier geen moment langer meer blijven en probeerde de auto nogmaals te starten, maar weer zonder resultaat. Even dacht hij na en opende toen het portier.
'Wat ga je doen?'
'Onder de motorkap kijken wat er aan mankeert,' zei Bram en hij stapte uit.
Hij scheen om zich heen, naar de bomen, het hek en de poort. Niemand. Maar toch voelde hij dat er iets aanwezig was. Iets dat hen in de gaten hield. Het kwaad was niet ver weg. Zo voelde hij het.
Voorzichtig opende hij de motorkap en bekeek het geheel. Dit was echt typisch zo'n moment waarop je baalt van het feit dat je ergens onvoldoende verstand van hebt. Al die buisjes, slangetjes en draden... het zei hem allemaal niets. Voorzichtig trok hij aan de bedrading. Misschien zat er iets los, maar alles leek in orde te zijn.
Hij hield het voor gezien, sloeg de motorkap dicht en stapte weer in de auto.
'En?' vroeg Emma.
'Ik zie niets bijzonders, alles lijkt in orde te zijn, voor zover ik kan zien.'
'En nu?'
Bram dacht even na en zei toen: 'We gaan lopend terug.'
'Wat!.. lopend?..'
'Ja, er zit niets anders op. De auto heeft het begeven en ik vind het té riskant om hier tot morgenochtend te blijven zitten. We weten niet of dat enge figuur nog terug komt en wat het van ons wil.'
'En als we het onderweg dan tegen komen? Hoe moeten we ons er dan tegen verweren?'
'Als het goed is, is hij door die opening in het hek verdwenen, dus zullen we hem onderweg niet tegenkomen.'
'Misschien komt hij achter ons aan?'
'Misschien... maar hier blijven is geen optie.'
Ze openden het portier en stapten voorzichtig en zo onopvallend mogelijk uit. Om te voorkomen dat ze zichzelf zouden verraden besloten ze het portier niet dicht te klappen, maar lieten ze het op een kier open staan. Bram keek eerst om zich heen en liet zijn ogen aan het donker wennen. Na een tijdje merkte hij dat het maanlicht voldoende was voor de terugweg. Een zaklamp hadden ze dus niet nodig en bovendien zou het gebruik ervan te veel opvallen. Voor de zekerheid stak hij er toch maar een in zijn achterzak, voor het geval het nodig mocht zijn.
Emma kwam dicht naast hem staan en pakte zijn hand vast, die nu klam en zweterig aanvoelde. 'Weet je het zeker?'
Bram knikte. 'Ja, we moeten het er op wagen. Er zit niets anders op. Heb je alle spullen?
Emma knikte.
'Goed, dan gaan we.'
Toen vertrokken ze, de weg terug, weg van hier, weg van het dodelijke pad...

Lees verder in deel 2.

Alle rechten voorbehouden 2005-2024 - www.verhalenlezen.nl


Verhalen

Wilt u een verhaaltje lezen uit één van de onderstaande categorieën? Klik dan gewoon op een categorie en u komt op de pagina met de verhalen van deze bepaalde categorie.

Verhalen posten

Hebt u zelf een verhaaltje geschreven? Of een onvergetelijke blunder tegengekomen, of iets anders. En je wilt er anderen mee amuseren, lezen? Met verhalenlezen.nl kan dat geen probleem zijn. Klik hier om een verhaal te posten!


Statistieken

Totaal verhalen: 5184
Totaal categorieën: 10
Totaal 10 bezoekers online