Verhalenlezen.nl - Voor al uw verhalen en sprookjes. Ook hebben we liefdes verhalen en erotische verhalen.

Verhaaltje mailen naar iemand.

Spreek een verhaal u aan, vind je een verhaal om te lachen? En wilt u het verhaaltje laten lezen door n van uw vrienden? Dan kan je via dit formulier het verhaaltje verzenden naar u vriend(in).

Naam ontvanger:
E-mail ontvanger:
 
Naam afzender:
E-mail afzender:
   
Verhaal:

United by time
Hoofdstuk 1: Zwarte vleugels

Huilend zit ik in het gras. Ik kijk naar de sterren, die helder aan de hemel staan. Vervloek mezelf, dat ik ben weggerend, maar ik moest gewoon even weg. Ik kon er niet meer tegen. ‘Het spijt me mam,’ fluister ik zachtjes. Ik weet dat er nu geen weg meer terug is. Dat ik nooit meer naar huis kan, maar, om een of andere reden, lucht het me op. Ik had toch niets anders dan problemen.
Ik weet dat ik er niet echt blij mee ben. Het betekend nu dat ik op mijn eigen benen moet staan. Zonder geld, zonder eten, met alleen mijn gsm, huissleutel en identiteitsbewijs. Ik zucht. Voel tranen in mijn ogen branden, en probeer de brok in mijn keel weg te slikken. Ik sta op. Een zacht geruis achter me laat me verschrikt omkijken. Een jongen van een jaar of 17, 18 kijkt me aan. ‘Oi, meisje, waarom huil je?’ vraagt hij me verbaasd. Ik kijk hem verbaasd aan, en bestudeer hem. Zijn lange paarse haar golft in de wind en zijn paarse ogen fonkelen fel. Hij heeft zwarte kleren aan, en zijn zwarte vleugels vallen bijna niet op. Hij kijkt me verwachtingsvol aan. ‘Het is niets,’ mompel ik snel. ‘Iemand die zegt dat er niets is, terwijl tranen in haar ogen branden, heeft vaak een heleboel problemen,’ zegt de jongen kalm. Ik twijfel. Ik wil deze vreemde niet met mijn problemen belasten, maar van de andere kant… Het zou wel opluchten om erover te praten. ‘Ik heb problemen thuis,’ mompel ik uiteindelijk. De jongen gaat zitten. ‘Vertel maar,’ zegt hij, terwijl hij naar het gras naast hem gebaart. Ik ga zitten, voorzichtig, om mijn galajurk niet meer te kreuken, dan dat hij al is. Ik ben me er vaag van bewust, dat mijn perfect opgestoken haar, nu los over mijn schouders hangt, en dat mijn mascara deels is uitgelopen. ‘Ik weet niet waar ik moet beginnen,’ zeg ik zachtjes.
‘Begin maar bij wat er vanavond is gebeurt’
Ik knik, en begin. Vertel hem hoe ik naar het eindfeest ben gegaan. Hoe het totaal flopte. Hoe ik verdrietig thuis kwam. De ruzie met mijn vader over het tijdstip dat ik thuiskwam, en mijn kamer. Het kwaad het huis uit stormen en uiteindelijk beseffen dat ik niet meer terug kan. De jongen knikt, als ik stop. ‘Dat zijn wel wat problemen,’ zegt hij zacht. Zijn ogen zijn medelevend op mij gericht. ‘Hoe heet je eigenlijk?’ vraagt hij na een paar minuten stilte, waarin ik de uitgelopen mascara van mijn gezicht veegde. ‘Monique,’ zeg ik. ‘En jij?’ ‘Dark, of hoe sommige mensen me noemen, Kaitou Dark. En Krad noemt me altijd Dark Mousy,’ zegt hij lachend. Er verschijnt ook een lach op mijn gezicht. ‘Aangenaamd kennis te maken,’ zeg ik lachend, maar dan denk ik er weer aan dat ik niet meer terug naar huis kan. Dark schijnt het te beseffen, want hij kijkt naar me. ‘Als je wilt kan ik je wel bij mij laten intrekken,’ zegt hij zachtjes. Ik kijk hem verbaasd aan. Ik twijfel. Het is niet goed om met een vreemde mee te gaan. Dat weet ik. Maar toch. Hij lijkt zo vertrouwd. ‘Is goed,’ zeg ik met enige aarzeling. ‘Maar, ik wil je niet tot last zijn.’ Dark lacht. ‘Ik denk eerder, dat je met open armen ontvangen wordt!’ Hij staat op. Steekt me een arm toe. ‘Kom je mee?’ vraagt hij, als hij opstaat. Hij wacht niet op antwoord, maar tilt me op. Slaat zijn vleugels uit, en voor ik het weet, zijn we hoog in de lucht. Al snel laten we mijn geboortedorp ver achter ons.

Ik heb geen idee hoe lang we al in de lucht zijn. Ik weet alleen dat de zon al opkomt, als ik merk dat we boven de zee vliegen. ‘Waar gaan we heen?’ vraag ik verbaasd. ‘Japan,’ zegt Dark. Hij lacht om mijn verbaasde gezicht. ‘Ik dacht dat je dat wel wist. We zitten de hele tijd Japans te praten.’ Ik voel me rood worden. Ik heb het helemaal niet gemerkt, en ik ben ook niet van plan om hem iets over mijn krachten te zeggen. Maar ik weet, dat het toch ooit moet. ‘Had ik nog niet eens gemerkt,’ zeg ik zachtjes tegen hem. Dark lacht. ‘Ach, het kan iedereen overkomen,’ zegt hij dan. Hij daalt langzaam neer op de veranda van een huis. Zijn zwarte vleugels laten los, en veranderen meteen in een wit konijntje. ‘Ga maar slapen, With,’ zegt hij zachtjes. Dan pakt hij mijn hand. ‘Kom, ik moet eens gaan kijken of er nog plaats voor je is,’ zegt hij zachtjes, maar nog voor hij goed en wel binnen is, wordt de glazen deur al geopend. ‘Wie heb je nu weer meegenomen, Dark?’ vraag een oude man. Hij heeft grijs haar, en een klein baartje, en achter hem staat een vrouw, met rood haar. ‘Ik heb Monique meegenomen,’ zegt Dark kalm, met een blik op mij. Ik voel mijn hart sneller gaan kloppen, als onze ogen elkaar kruisen. Een warme goed verspreid zich door me heen, en snel richt ik me weer op de twee mensen. ‘Wie? Mon-i-que????’ vraagt de vrouw. ‘Nee, Monique,’ zegt Dark geërgerd. ‘Dat is geen Japanse naam,’ oordeelt de man meteen. Ik knik. ‘Dat klopt, meneer. Het is een westerse naam. Een Franse, om precies te zijn,’ leg ik hem snel uit. Ik voel me niet prettig, nu de twee hun volle aandacht op mij hebben gericht. Ik zie dat ze nieuwsgierig naar me zijn, maar ik laat niets merken. De uitdrukking van de vrouw veranderd, en dan zegt ze: ‘Mijn naam is Emiko Niwa. Die man naast me is mijn vader Daiki Niwa.’ Daarna richt ze zich op Dark. ‘Je kunt wel terug veranderen,’ zegt ze kalm. Dark knikt. Ik zie hoe zijn haren Rood worden, net zoals zijn ogen, en ergens voel ik spijt, dat ik niet meer met hem heb gepraat. ‘Daisuke Niwa,’ zegt de jongen die nu naast me staat. ‘Laat ik eerlijk zijn, ik ben er niet blij mee, dat Dark nu moest terug transformeren, en ik wil je vragen, om hier niemand iets over te zeggen. Verder vind ik het erg leuk je te ontmoeten,’ zegt de Jongen. ‘Insgelijks,’ knik ik. We staren elkaar een paar seconden aan. Ik voel dat hij het eigenlijk niet leuk vind mij te ontmoeten. Maar ik accepteer het. Uiteindelijk, wend ik mij blik af.
Meteen loodst Emiko me mee. ‘Ik kan je natuurlijk niet in deze kleren door het leven laten gaan. Morgen gaan we winkelen!’ zegt ze. ‘Maar voor nu kan je wel wat lenen. Ik heb ook nog wel een kamer voor je vrij. Je moet me maar een keertje alles vertellen wat er is gebeurt, maar niet nu. Nu ga je maar even slapen. Daarna hebben we het wel over naar school gaan, enzo.’ Ik knik. Ik ben te moe om te weigeren, maar ik ben blij dat zij me wel accepteert.
5 minuten later kruip ik in het warme bed, na Emiko eerst nog bedankt te hebben. Ze zei dat het niets was, en ik accepteer het maar. Er valt toch niet veel aan te doen. En daarbij, ik heb mijn rust hard nodig. Het duurt dan ook niet lang, voordat ik in slaap val.

Als ik wakker wordt, duurt het even voordat ik door heb, waar ik ben. Dan schieten de herinneringen van gister avond me weer binnen. Ik heb zin om te huilen, maar weet me groot te houden. Ik kijk de kamer rond. Hij is klein, maar toch vind ik hem fijn. Hij straalt een rust uit, die ik niet kan plaatsen. Ik sta op, en loop naar een stapeltje kleren, die op een stoel liggen. Er is een briefje bijgesloten. Daarop staat dat ik deze kleren zolang aan kan. Ik lach. Kleed me om, en loop dan naar buiten. Daar zie ik Dark net landen. Hij is verbaasd me te zien, maar lacht dan. ‘Heb je zin om een eindje mee te gaan vliegen?’ vraagt hij me, als hij zijn spullen binnen heeft gezegd. ‘Ja is goed,’ zeg ik. Ik zie dat hij naar me toe loopt, om me op te tillen. Ik laat het toe, en hij lacht vrolijk. We landen uiteindelijk op een heuvel, die uitkijkt over de stad. Dark begint te praten, ik luister. Genietend van elke klank van zijn stem, maar weet, dat dit moment niet voor eeuwig door kan gaan. Uiteindelijk gaan we terug. Daar worden we ontvangen door Emiko en Daiki. Emiko wil meteen met me gaan winkelen. Ik lach als ik haar enthousiasme zie, en hoor hoe Daiki me waarschuwt. Ik heb alleen niet door, dat Emiko me echt alles laat dragen. Maar als ik terug kom, heb ik wel wat leuke kleren. Ook ben ik ingeschreven voor een school. Dezelfde als Daisuke.

Zenuwachtig loop ik naar de klas. Ik weet dat iedereen me aanstaart, omdat ik nieuw ben. Ik heb geen Japanse uitstraling, en mijn haren zijn in een staart. Ik ben de enige die ze zo heeft. Ik weet dat ik nog naar de kapper moet, maar daar was gister geen tijd voor.
Aarzelend, klop ik op de deur. Langzaam gaat die open. Ik stap de klas in, en voel dat ik door iedereen wordt aangestaard. Gelukkig neemt de juf dan het woord. Ze legt uit wie ik ben. Ik zucht als ik gewoon ergens achteraan kan gaan zitten. Ik pak daarna mijn boeken, en volg de les. Maar zodra die voorbij is, wordt ik bestormd door mijn klasgenoten. Met enige moeite beantwoord ik de vragen. Ik merk wel, dat Daisuke me probeert te vermijden, en dat kan ik hem niet kwalijk nemen.

Pauze. Met enige walging, kijk ik naar het eten. Sushi is niet bepaald mijn smaak. Daar ben ik net al achter gekomen. Ik eet het uiteindelijk toch maar op, om niet onbeleefd te lijken. Ik heb wel door, dat ik wordt aangestaard. Blijkbaar valt het van mijn gezicht af te lezen, dat ik het niet lekker vind. Ik zucht als ik de bel hoor gaan, en gooi de laatste restjes weg. Daarna loop ik met Risa en Riku naar het gymlokaal. Daar kleed ik me razendsnel om. Ik vind het niet echt fijn, om te gaan gymmen. Ik heb er slechte herinneringen aan over gehouden. Maar toch. Ik hoop dat het nu beter gaat.
‘We gaan vandaag niet binnen gymmen,’ zegt de juf, als we in de zaal staan. ‘Ik heb besloten, dat we eens een bergwandeling gaan maken.’ Overal om me heen klinkt gekreun, maar ik vind het wel best. Het kalmeert me een beetje. Hierbij, kan tenminste weinig mis gaan.

Een half uur later lopen we de berg op. Ik klets in vloeiend Japans met Saehara. Ik merk wel dat hij me aanstaart, maar ik negeer het. Langzaam aan wordt de weg steiler. We gaan minder praten, en uiteindelijk, houden we een pauze. Ik loop naar de rand, en kijk uit over het dal. Ik zucht. Een koud briesje, strijkt door mijn lange blonde haren. Genietend sluit ik mijn ogen. Ik hoor iemand dichterbij komen. ‘Heerlijk hé, dit weer,’ zegt Risa tegen mij. ‘Ja,’ antwoord ik kort. Ik open mijn ogen, en kijk een beetje tegen de zon in. Daarna richt ik me op Risa. We lachen. Maar snel houden we op. Een knal, en de berg lijkt te dansen. Ik verlies mijn evenwicht, terwijl Risa zich nog net weet vast te grijpen. De grond glijd onder mijn voeten weg. Ik hoor Risa gillen. Merk hoe ik steeds meer snelheid maak. Ik weet dat ik geen keus heb, maar ik twijfel. Als ik het niet doe, breng ik het er niet levend vanaf. Uiteindelijk, sla ik voor de ogen van mijn nieuwe klas, mijn zwarte, engelenvleugels open. Een paar krachtige slagen van mijn vleugels, laten me weer omhoog komen. Ik heb er moeite mee. Mijn vleugels zijn nog niet helemaal genezen. Verwoed doe ik een poging om naar boven te vliegen, maar ik merk, dat ik steeds lager ga. Dan, verschijnt Dark plotseling naast me. Hij tilt me op. ‘Oi, Monique,’ zegt hij. ‘Je moet niet gaan vliegen als je nog niet helemaal genezen bent.’ Hij maakt een grapje, maar ik zie, dat hij verbaasd is. Ik knik. Ben blij, dat hij me heeft kunnen opvangen. Uiteindelijk, zet Dark me neer. Ik zucht, als ik de klas verbaasd zie kijken. Vouw mijn vleugels op, en kijk hen aan. ‘Monique?’ zegt Risa verbaasd. Ik reageer niet. Even blijf ik zitten om op adem te komen. Daarna sta ik op, en loop weg.

Hoofdstuk 2: Sai’s en rozen.

‘Suuz, Suuz!’ verbaasd kijkt Susanne om. Naast haar, staat Katrijn. Ze kijkt Suzanne doordringend aan. ‘Wat is er?’ vraag Susanne zachtjes aan Katrijn. Katrijn zucht.‘Ik sta je al een half uur te roepen. Dadelijk komen we nog te laat op school,’ zegt ze geïrriteerd. Susanne lach. ‘Je zit altijd zo te overdrijven,’ zeg ze en laat wat water in het rond draaien. Katrijn lacht nu ook. ‘Ja, dat weet ik, maar toch, dadelijk moeten we nablijven!’ zegt ze. Ze wordt serieuzer en Susanne kijkt haar aan. Laat het water op de grond kletteren, en loop dan richting school. Maar ver komt ze niet. Een trilling in de lucht smijt haar naar achter, en verbaasd kijkt Susanne naar een wapen dat in haar richting komt gevlogen. Ze gilt, en in een reflex, maakt ze snel een schild van water. Een zacht gegrinnik klinkt achter haar, en snel draait ze zich om. Een jongen, van een jaar of 15, kijkt haar aan. In zijn hand, heeft hij een soortgelijk wapen, en in zijn mond, een roos. ‘Mooie afwering,’ zegt hij, als hij de roos uit zijn mond heeft gehaalt, en hem naar Susanne gooit. Behendig vangt Susanne hem op. ‘Wie ben je?’ vraagt ze zachtjes. ‘Kisshu, is de naam,’ zegt hij. Dan, verdwijnt hij. Maar niet lang daarna, duikt hij weer op. Blijft even voor Susannes gezicht hangen. Dan, zonder enige aanleiding, drukt hij een kus op haar lippen. Verdwaasd blijft Susanne staan, maar sluit dan haar ogen. Ze geniet van de aanraking. Als ze voelt dat Kisshu haar loslaat, opent ze haar ogen. Ze neemt Kisshu in haar op, en lacht verlegen naar hem. Kisshu lacht terug. ‘De roos mag je houden!’ roep hij naar Susanne. Daarna verdwijnt hij.
Verliefd, ruikt Susanne aan de roos. Ze merkt pas dat Katrijn nog naast haar staat, als ze wordt aangetikt. ‘Wat was dat?’ vraagt Katrijn haar verbaasd. Susanne haalt haar schouders op, en loopt dan naar school. Met de roos, nog in haar handen.

‘Van wie heb je die gekregen?’ Haastig komt Risa dichterbij. Ze kijkt met grote ogen naar de roos, en Susanne lacht geheimzinnig. ‘Van een jongen, met de naam Kisshu,’ zegt ze zachtjes. ‘Vertel!’ roep Risa uit, maar nog voor Susanne kan beginnen gaat de bel. Snel verplaatsen ze zich naar de klas. De leraar is er al, en iedereen gaat op zijn plaats zitten. Niet lang daarna, wordt er op de deur geklopt. Een meisje, van een jaar of 15 staat in de opening. Ze heeft haar lange, blonde haren in een staart gebonden, en haar groen-blauw-grijsachtige ogen, kijken schichtig de klas rond. Ze stelt zich voor als Monique, en komt uit Europa. Vreemd genoeg is haar Japans vloeiend, zonder fout. Ze gaat snel achter in de klas zitten, en volgt de les makkelijk.
‘Waar komt je vandaan,’ vraagt ze meteen, en Monique antwoord een beetje verdwaasd. Maar dan gaat de tweede bel, die de pauze aangeeft. We stromen met zijn allen weg, en langzaam, volgt Monique. Ze gaat een beetje alleen zitten, en begint aan haar sushi, maar na de eerste hap, staat er al een walgende uitdrukking op haar gezicht. Susanne, Risa, Riku, Katrijn, Famke, Laura en Jennifer moeten lachen. Maar daarna eten ze snel door.
Met een zucht sleept Susanne zich een kwartiertje later naar de gym. Daar kleed ze zich om, maar ziet dat Monique nog sneller is. Even vangt ze een glimp op van iets groots zwarts op Monique’s rug, maar denkt dat ze het zich maar heeft verbeeld, en snel verdwijnt Monique door de deur. Susanne kijkt haar na, maar volgt daarna ook. Ze komt net op tijd binnen, om te horen wat ze gaan doen. Ze kreunt net zo hard mee als de rest, en loopt dan ook zuchtend de berg op, terwijl ze Monique goed in het oog houd. Als ze even rusten, gaat Risa naar Monique toe. Het tweetal praat even. Dan, begint de berg te dansen. Risa, die dit wel is gewent, grijpt zich aan de railing vast. Maar Monique valt. Susanne gilt. Dan flitst er opeens iets zwarts met paars haar om haar heen. Snel rent Susanne naar de railing. Ziet Monique een paar gigantische zwarte vleugels uitslaan. Even lijkt het of ze omhoog komt, maar dat lukt niet. Ze zakt omlaag. Op dat zelfde moment, wordt ze door een jongen gevangen. ‘De Phantom Thief!’ gilt Susanne uit. Ze heeft even nergens anders oog voor. Ze ziet Risa niet, die met tranen in haar ogen, naar de Phantom Thief, Dark kijkt. Maar ziet alleen maar hoe Monique langzaam omhoog wordt gedragen, met haar vleugels, slap achter zich hangend.
Voorzichtig wordt Monique op de grond gezet. Ze werpt een laatste dankbare blik op Dark, en dan kijkt ze de klas aan. Langzaam loopt Susanne dichterbij. ‘W-wat,’ begint ze. Maar een blik van Monique, zegt genoeg. Na even op adem te zijn gekomen, vouwt Monique haar vleugels op, en loopt weg. Er staan tranen in haar ogen en snel wend Susanne haar blik af. Ze kijkt naar de plek waar Monique is neergezet. Er liggen wat veren in een klein plasje bloed. Langzaam loopt Susanne naar de plek toe. Op dat moment verschijnt er een trilling in de lucht. ‘Ik zou het niet aanraken,’ zegt Kisshu, als hij verschijnt. Meteen daarna klinkt er een gegil. Kisshu lacht. ‘Zo te zien, heb ik een leuke intro gemaakt,’ zegt hij. Susanne lacht ook. Kisshu kijkt haar nog een keer aan en verdwijnt dan.

‘Wat was dat,’ vraagt Risa de volgende dag, verbaasd aan Susanne. ‘Dat met die vleugels bedoel ik, en wat moet Dark met haar?’ Susanne merkt, dat Risa niet blij is dat Dark Monique heeft gered. Maar haar maakt het niet zoveel uit. Zij is al lang blij dat Monique het er levend vanaf heeft gebracht. ‘Geen idee,’ antwoord ze. Ze verwacht niet Monique in de klas te zien, maar als ze naar binnen loopt, zit Monique daar toch. Achteraan. Door de rest een beetje genegeerd.

Hoofdstuk 3: Stoer, koud, of super hot?

Een zacht slurpen geluid, klinkt door de nacht. Bloed druppelt zachtjes op de grond, en een paar rode ogen, kijken helder, terwijl wat scherpe tanden bloed uit een hals laten druppelen. Genietend van de geur, en de smaak in haar mond, zit Katrijn het op te drinken. Ze voelt zich gelukkig. Had niet gedacht, dat ze ooit nog eens deze smaak zou proeven. De laatste jachten, werd ze namelijk altijd gehinderd. Niet dat ze ooit iemand doodde, of zelfs maar in een van haar veranderde, nee.
Katrijn zuchtte. Ze stond op en veegde het bloed van haar mond. Ze keek naar het diertje, dat voor haar lag. Het was dan wel geen mens, maar ze nam hier, voorlopig, genoegen mee. Ze draaide zich om, en zag nog net vanuit haar ooghoek, hoe het diertje wegvluchtte. Ze liep verder, naar een klein beekje. Daar boog ze zich om wat te drinken. Het water, weerspiegelde een blonde jongen, met helderblauwe ogen, die helder straalden. Katrijn lachte. “Dit gaat grappig worden,” spookte het door haar heen. Snel projecteerde ze een beeld van zichzelf bij het water, terwijl ze zelf weg teleporteerde. Ze kwam op dezelfde tak als de jongen terecht, die gefocust naar haar beeld keek, dat nu over het water gebogen zat. Snel knipte Katrijn in haar vingers, het beeld verdween, en geschrokken keek de jongen naar haar. Katrijn ontblootte haar tanden. De jongen begon te lachen. ‘Je bent precies degene die ik zoek,’ zegt de jongen. ‘Ryou Shirogane,’ stelt hij zich voor. ‘Jij moet Katrijn zijn.’ Verbaasd kijkt ze naar Ryou. ‘Ik zocht jou al een tijdje. Kom mee, dan leg ik het je uit,’ vervolgd hij, en dan springt hij behendig vanuit de boom naar beneden. Versuft volgt Katrijn hem.

De volgende ochtend, kijkt Katrijn dromerig uit haar ogen. Ze kan het beeld van die jongen, die haar zo koel aansprak, niet uit haar hoofd krijgen. Ze zegt dan wel tegen Susanne, dat ze moet opschieten, maar zelf is ze er met haar gedachten niet bij. Het valt haar ook pas op, dat er een jongen, met vreemde ogen, een naveltruitje, een vreemde broek en zijn haren in een vreemd kapsel bij haar in de buurt is, als Susanne wordt gekust. Daarna is het weer een waas. Zelfs tijdens de bergwandeling let ze niet op, maar als de berg begint met dansen, en ze een gil hoort, wordt ze wakker uit haar trans. Uit haar ooghoek, ziet ze Daisuke verdwijnen, en een tel later Dark tevoorschijn komen. Dark duikt het ravijn in. Ze horen het geruis van vleugels, en niet veel later, komt Dark weer tevoorschijn, met de nieuwe in zijn armen. Uit haar rug steken zwarte engelenvleugels en haar haren, zijn losgeraakt. Verbaasd kijkt Katrijn naar het meisje. Ze hijgt een beetje en weigert te antwoorden op de vragen. Als ze weer een beetje is bijgekomen, verdwijnt ze.

Na school, loopt Katrijn richting het huis van Daisuke. Ze had gehoord, dat Monique daar verbleef. Als ze voor de deur staat, aarzelt ze even. Dan, belt ze aan. Daisuke doet open. ‘Uhh, hoi,’ zegt Katrijn onhandig. ‘Is, uhh, is Monique hier?’ Daisuke knikt, stapt opzij, en laat haar binnen. ‘De gang door, trap op, eerste deur rechts,’ zegt hij koud. Katrijn knikt, loopt zenuwachtig de gang door, de trap op. Bij de deur, blijft ze even staan. Haalt diep adem, klopt, en loopt naar binnen. Monique zit binnen. Ze heeft haar vleugels uitgeslagen, en kijkt geschrokken, als er iemand binnen komt. Snel vouwt ze haar vleugels op, en kijkt Katrijn aan. ‘Ja,’ zegt ze snel. ‘Ik wilde even vragen hoe het met je ging,’ verzint Katrijn snel. ‘Het gaat goed,’ antwoord Monique, maar Katrijn, ziet dat het niet klopt. Tranen branden achter haar ogen, en bebloed verband licht naast haar. ‘Als er iets is, kan je er altijd over praten,’ zegt Katrijn zachtjes. Monique zucht. ‘Het is niets,’ zegt ze zachtjes. ‘Sorry dat ik zo onbeleefd ben, maar de laatste tijd is er nog al veel in mijn leven gebeurt. Ik heb gewoon tijd nodig om het te verwerken.’ Ze slaat haar ogen neer, en Katrijn knikt begrijpelijk.
‘Ik, ik ga maar weer,’ zegt Katrijn, na een lange stilte. Monique knikt. ‘Bedankt, dat je bent gekomen,’ zegt ze zachtjes. Dan staat ze op, en laat Katrijn eruit. Katrijn volgt de weg, en buiten in de lucht, haalt ze diep adem. Ze vindt het jammer dat Monique niet veel met haar wilde praten, maar vindt het wel begrijpelijk.
Ze kijkt op haar horloge, ziet dat het pas 4 uur is, en besluit naar een cafeetje in de buurt te lopen. ‘Café Mew Mew,’ mompelt ze, als ze bij een café uitkomt. Ze had er wel eens van gehoord, maar was er nog nooit geweest. ‘Eens kijken of het echt zo’n goed café is,’ mompelt ze verder, en loopt naar de deur. Die duwt ze zachtjes open, en meteen wordt ze door een serveerster met rood haar naar een tafeltje geleid. ‘Hier is de kaart, ik kom zo bij je terug voor de bestelling,’ zegt de serveerster, die niet veel ouder is dan Katrijn.
Na het boekje te hebben doorgebladerd, staat de serveerster meteen naast Katrijn. ‘Wat wilt u bestellen?’ vraagt de serveerster vriendelijk. ‘Doe maar een tas koffie, en een aardbeien-slagroomdeluxe taartje,’ zegt ze, en de serveerster knikt. Op dat moment, loopt net een jongen met blond haar, blauwe ogen en een gespierd postuur uit de keuken. ‘Ichigo, hier er zijn nog wat klanten die een tafel willen!’ roept de jongen, dan valt zijn blik op Katrijn.
Meteen herkent Katrijn de jongen als Ryou Shirogane. ‘Leuk je weer eens te zien,’ zegt Ryou, als hij naast Katrijn staat. ‘Insgelijks,’ antwoord Katrijn lachend. Snel werpt ze een blik op de serveerster, die al weer andere klanten aan het bedienen is. ‘Vind je het goed als ik erbij kom zitten?’ vraagt Ryou aan Katrijn. ‘Waarom niet?’ antwoord ze lachend. Ook Ryou lacht. Ze kletsen nog een tijdje door, en dan, na een hele tijd, komt Katrijns bestelling. Snel eet ze die op. ‘Ik moet gaan,’ zegt ze als ze op haar horloge kijkt. Ryou knikt begrijpelijk. ‘Zal ik een eindje met je mee lopen?’ vraagt hij, als ze opstaat. ‘Mij best,’ antwoord Katrijn.
Samen lopen ze de deur uit, de volle maan in. Katrijn voelt hoe de maan haar lokt, maar weet zich in te houden. Na een paar meter, stopt Ryou. Verbaasd kijkt Katrijn hem aan. Ryou bukt zich naar haar toe, en… Een warme zoen, wordt op haar lippen gedrukt.


Hoofdstuk 4: Vriendschap, of meer?

Langzaam daal ik de berg af. Kijk goed uit waar ik mij voeten neerzet. Let niet op de steken in mijn zij. Ik probeer het te negeren. Ik weet dat mijn conditie verslechterd is, maar ik kan er niets aan doen. Ik kon niet blijven trainen, niet nadat… Nee, ik moet er niet aan denken. Het doet dan nog meer pijn.
Ik zucht als ik eindelijk de school in zicht zie komen. Ik haast me dan ook naar de kleedlokalen, en kleed me om. Daarna loop ik naar mijn kluisje, en haal daar mijn spullen uit. Dan, haast ik me terug naar het huis van Daisuke. Binnen begroet ik Emiko, die me verbaasd aankijkt. Ik zeg dat ik eerder mocht gaan. Meer niet. Daarna ga ik naar mijn kamertje. Na goed gecontroleerd te hebben, of Emiko echt is gaan winkelen, vouw ik mijn vleugels uit. Ik haal het verband van mijn wonden af, en bekijk ze. Zoals ik al vermoedde, bloeden ze weer. Inwendig vloek ik. Ik pak snel wat schoon verband uit Emiko’s toiletkastje. Ik spreek wat desinfecterende spreuken uit. Dan sluit ik mijn ogen. Ik laat me achterover op het bed vallen. Ik weet dat ik eigenlijk mijn vleugels moet verbinden, maar ik kan het nog niet. Dan, hoor ik de deur in het slot vallen. Ik schrik, verbind snel mij vleugels, en vouw ze op. Dan loop ik naar beneden, om te zien wie eraan komt. Maar halverwege de trap, bots ik bijna tegen Daisuke op. ‘Sorry,’ mompel ik snel en loop verder naar beneden. Daar ga ik in de keuken zitten, wachtend op Emiko. Maar na een half uur, is ze er nog niet. Ik zucht, en loop naar boven. Daar laat ik me weer op mijn bed ploffen. Spreid mijn vleugels uit, en sluit mijn ogen.
Ik hoor hoe de bel gaat, hoe Daisuke de trap af dondert en hoe iemand binnen komt. Ik besteed er geen aandacht aan, tot er op mijn deur wordt geklopt. Snel vouw ik mijn vleugels op, en kijk naar de deur die open gaat. Ik weet gewoon dat Katrijn mijn vleugels heeft gezien. ‘Ja?’ zeg ik vragend. Ik weet dat het woord snel uit mijn mond kom, en ik ben er ook niet blij mee. Ik heb Katrijn afgeschrikt. Misschien was zij wel mijn enige kans, om echte vrienden te krijgen. ‘Ik wilde even vragen hoe het met je ging,’ zegt Katrijn zenuwachtig. Ik kijk haar schattend aan. ‘Het gaat goed,’ zeg ik. Ik probeer het zo echt mogelijk te laten overkomen, maar Katrijn heeft me door. Toch gaat ze er niet op in.
Haastig knipper ik de tranen die in mijn ogen branden weg. ‘Als er iets is, kan je er altijd met me over praten,’ zegt Katrijn zachtjes. Ik zucht. ‘Het is niets,’ zeg ik zachtjes. Ik weet dat ik onbeleefd ben. ‘Sorry dat ik zo onbeleefd ben, maar de laatste tijd is er nog al veel in mijn leven gebeurt. Ik heb gewoon tijd nodig om het te verwerken,’ flap ik er opeens uit, en ik sla mijn ogen neer. Ik zie hoe Katrijn begrijpelijk knikt. Een warm gevoel van dankbaarheid verwarmt me plotseling, en ik kan het niet in me opbrengen om nog iets te zeggen.
‘Ik, ik ga maar weer,’ zegt Katrijn na een lange stilte. Ik knik. ‘Bedankt, dat je bent gekomen,’ bedank ik haar. Ik sta op, en laat haar door de deur eruit.

Als het donker is, loop ik naar de veranda. Ik spring over de heg, en begin te rennen. Ik heb niet door dat ik wordt gevolgd. Ik heb mijn gedachten dan ook maar bij een doel. Naar een open veld gaan, en snel.
Ik ren sneller. Steeds sneller. Lichten worden wazig, veranderen in strepen. Wind suist in mijn oren. Dan, zie ik het. Het veld. Ik denk geen seconde na, maar spreid mijn vleugels uit. Het moet nu goed gaan. Ik sla een keer. Ik voel mijn voeten van de grond komen. Ik sla nog een keer. Ik ga omhoog. Nog een keer. Ik bijt mijn tanden op elkaar. Nog een keer. Tranen springen in mijn ogen. Nog een keer. Ik voel me gewichtsloos. Ik laat me zweven. Sluit mijn ogen. Genietend van de wind die door mijn haren suist. ‘Ik dacht al, ik ontmoet je nooit,’ klinkt er dan een stem achter me. Razendsnel draai ik me om. Ik kijk in de ogen van een man. Hij heeft blond haar, en zweeft in de lucht. Hij heeft zijn witte vleugels uitgespreid, en zijn groene ogen fonkelen gemeen. Ik vlieg angstig achteruit. De man lacht. Blaft een paar woorden, en ik wordt aan de grond vastgenageld. Ik gil, maar kom niet los. De man pakt een dolk, werpt die naar mij, en tref me vol in mijn buik.

Met een schok wordt ik wakker. Nog nahijgend van mijn droom, ga ik rechtop zitten. Ik ga automatisch met mijn hand naar mijn buik. Het voelde net alsof er echt een mes in mijn buik werd gegooid.
Ik zucht. Kom langzaam op adem. Veeg het zweet van mijn voorhoofd, en begin door mijn kamer te ijsberen.
Ik hoor de deur open gaan. ‘Hallo Dark,’ zeg ik zachtjes. Ik voel Dark’s verbaasde reactie. ‘Hoe wist je dat ik het was?’ vraag hij me verbaasd. Ik draai me om. Kijk in zijn vertederde paarse ogen. ‘Als ik mijn ogen sluit, kan ik dwars door muren heenkijken, mits ik dat wil natuurlijk,’ zeg ik zachtjes. ‘Daarbij, hoor het aan je voetstappen.’ Ik lach, en langzaam komt er een blik van begrip op Dark’s gezicht. Hij gaat op mijn bed zitten, en gebaart me naast hem te gaan zitten. Ik ga naast hem zitten. ‘Waarom ben je hier?’ vraag ik hem zachtjes. ‘Ik wilde met je praten,’ antwoord hij. Er zit geen dwang in zijn stem, het is eerder een verzoek. Ik knik. ‘Waarover?’ vraag ik hem en kijk hem recht in zijn ogen aan, en zie dat hij bezorgt is. ‘Over vanmiddag. Ik heb daar wat vragen over,’ zegt hij. Ik had dit al verwacht, maar blij ben ik er niet mee. ‘Ga je gang,’ zeg ik, om hem aan te sporen. Ik weet dat het toch ooit moet gebeuren, dus waarom niet nu? Dan ben ik er tenminste vanaf. ‘Hoe kom je aan je vleugels, en waardoor, waardoor kon je niet omhoog komen. Dat is het enige dat ik wil weten,’ zegt hij. ‘Mijn vleugels heb ik al zolang ik het me kan herinneren,’ zeg ik zachtjes. ‘Maar ik geloof niet dat mijn ouders het weten. Ik heb het altijd goed verborgen kunnen houden.’ Ik zucht. ‘En wat dat van vanmiddag,’ zeg ik zachtjes. ‘Een maand geleden, ben ik neergeschoten geworden. Ik heb geprobeerd mijn vleugels te genezen, zonder enig succes.’ Dark knikt. ‘Mag ik de wonden eens zien?’ vraagt hij. Ik antwoord niet, maar sla alleen mijn vleugels uit, na eerst geïnspecteerd te hebben, of er niemand aan komt.
Ik voel hoe Dark mijn vleugels aanraakt. Een rilling gaat over mijn rug. Nee, niet van kou, angst, of pijn. Nee. Ik weet niet precies waarom, maar ik geniet van zijn aanraking. Ik kijk naar hem, terwijl hij de wonden inspecteert. Ik zie hoe hij een zwart veertje uit zijn zak haalt, en daar zachtjes mee over mijn wonden strijkt. Meteen helen mijn vleugels. ‘Bedankt,’ zeg ik zachtjes. Dark kijkt me aan, en glimlacht. Het valt me nu pas op, hoe dicht zijn gezicht bij het mijne is. Hij komt langzaam dichterbij. Ik voel me verdoven. Kijk alleen maar als gehypnotiseerd in zijn ogen, en hij kijkt terug. We wenden onze blikken niet af. Dan, voel ik zijn lippen, tegen de mijne drukken. Ik sluit mijn ogen. Ik trek me niet terug. Ook niet, als ik zijn armen om me heen voel slaan. Ik geniet van het moment. Dark laat me los, en als ik mijn ogen open, kijkt hij me nog steeds aan. Hij lacht. Ik lach een beetje verlegen terug. ‘Zullen we een eindje gaan vliegen?’ vraagt hij me. Ik knik. Dark staat op. Steekt een hand naar me uit, die ik aanpak. Hij helpt me overeind, en samen lopen we naar het balkon. Als we op de railing staan, twijfel ik even. Dark ziet het. ‘Als het niet lukt, vang ik je op,’ zegt Dark zachtjes. Ik knikt. Hoor hoe Dark With roept, en voel hoe hij zich zachtjes afzet. Ik zet me ook af. Sla een keer zachtjes met mijn vleugels, meteen voel ik dat ze zijn genezen. Ik zucht. Dark lacht. Ik sla nog eens met mijn vleugels, en kom hoger op. Ik hoor de wind al suizen. Ik sla nog eens. Dark komt me achterna. Nogmaals. Dan blijf ik zweven. Wacht op Dark. Hij is al snel bij me. Hij pakt mijn hand, en samen vliegen we naar een veld toe. Ik denk geen moment meer aan mijn droom. Vlak boven de grond blijven we zweven. Ik ben helemaal in de wolken.
Ineens voel ik een druk op mijn rug. Ik val. Ik gil, en geschrokken kijkt Dark om. Hij wil naar me toe vliegen om me op te vangen, maar ik heb de grond al bereikt. Ik hoor iets van me afvallen. Razendsnel draai ik me om, en zie een wolf, die dreigend op me af komt. Al snel ben ik van de eerste schok bekomen, en sta op. Ik laat zien dat ik niets kwaads in de zin heb, maar toch blijft de wolf dreigend op me af komen. Hij gromt, springt… ‘JENNIFER!’ klinkt er dan eens stem. Ik kijk om, en zie een meisje met vreemde oren op de wolf aflopen, tenminste, het meisje loopt naar de plaats, waar eerst de wolf stond. Nu zit Jennifer daar. Ik meen me vaag te herinneren, dat Jennifer bij me in de klas zit. ‘Famke, waarom moet jij altijd weer mijn plezier bederven,’ roept Jennifer verdrietig. ‘En moest je perse me terug veranderen?’ Famke lacht, en ik begin haar te herkennen. Ook zei zit bij me in de klas. ‘Wat doen jullie hier?’ vraag ik verbaasd. ‘En hoe komen jullie aan die krachten?’ Jennifer en Famke antwoordden niet, maar achter me, klinkt gegrinnik. ‘Je dacht toch niet dat je de enige weirdo hoer was?’ vraagt een stem, en bliksemsnel draai ik me om. Ik zie Laura achter me staan en naast haar, staan Susanne en Katrijn. Ik meen wat bloed om Katrijn’s mond te herkennen, alleen lijkt zij niet erg blij ermee. ‘Wie of wat, zijn jullie?’ vraag ik hen, en voel hoe Dark zachtjes mijn hand vast pakt.
Katrijn lacht. ‘Wil je dat echt weten?’ vraagt ze me. Ik knik. ‘Nou, mijn vader was een vampier, mijn moeder een mens, dus ik ben een halfvampier. Ik heb gelukkig geen problemen met zonlicht. Laura hier, zij kan transformeren in alles en iedereen wat zij wilt. Susanne kan zicht transformeren in een superheldin, met bedreigde diersoorteninstincten. Famke heeft een geweldig gehoor en Jennifer kan in een wolf veranderen. Daarnaast hebben we allemaal nog wat krachten, die we voor ons zelf houden. Maar de vraag is niet wat wij zijn, maar wat jij bent,’ vervolgt ze. Ik kijk haar aan. Ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik heb er zelf nog nooit over nagedacht. ‘Dat is niet belangrijk,’ zegt Dark, als ik geen antwoord geef. ‘We willen jullie vragen hier niet over te praten, dan doen wij het ook niet,’ vervolgt hij. De meiden knikken. ‘Tot morgen op school dan,’ zegt Laura. Ik knik. ‘Tot morgen,’ zeg ik dan. Ik sla weer mijn vleugels uit, en vlieg weg. ‘Zouden ze het geheim houden?’ vraag ik aan Dark, als we ver boven de grond zijn. ‘Ze moeten wel,’ antwoord hij, schouderophalend. ‘En trouwens, wij moeten ook nog wat doen,’ vervolgt hij.
We vliegen naar de huizen van mijn klasgenoten. Daar leert Dark me snel een makkelijke bezwering, om delen van het geheugen te wissen. Het duurt dan ook niet lang, voordat we ieder herinneringen aan mijn val, hebben gewist.

Hoofdstuk 5: Kijk uit, Kisshu! HIER KOMT SUSANNE!!!

Helemaal dromerig staart Susanne naar de jongen voor haar. Kisshu is al even helemaal uit haar gedachten. Ze denkt alleen nog maar aan hem. “Saehara”. De naam blijft door haar gedachten spoken. Ze sluit haar ogen. Ze ziet het al helemaal voor zich. Saehara, de reporter, die weer eens een spannende reportage van Dark volgt, en zij, die Dark afleid, zodat Saeahara foto’s kan maken. Na afloop, geeft hij haar een kus, en dan gaan ze terug.
Ze zucht. Heerlijk. Ze kan niet wachten tot Saehara haar ook leuk zal vinden. Maar ze is bang. Dit moment kan nog lang uitblijven.
‘Wat is er met Susanne?’ vraagt Laura verbaasd aan Katrijn. Maar Katrijn hoort haar niet. Ook zij is helemaal met haar gedachten ergens anders. Ze voelt nog steeds de kust van Ryou op haar lippen. Zachtjes raakt ze haar lippen met haar hand aan. Ze zucht hoorbaar. ‘Katrijn, LET EENS OP!’ klinkt het dan ook door de klas, en geschrokken, kijkt Katrijn naar de juf. Laura grinnikt. Hoort de bel, en loopt naar de deur. Ze laat de tas in het lokaal staan. Ze moet dadelijk toch nog terug.
Buiten, laat ze zich op de grond zakken. Heerlijk gaat ze tegen een boom liggen, en al snel komen Katrijn, Famke, Susanne, Jennifer, Riku en Risa eraan. ‘Wat is het toch met jullie?’ vraagt Laura grinnikend, als ze zich heerlijk in het gras hebben genesteld. Katrijn zucht. ‘Ik heb eergisteren toch zo’n leuke jongen ontmoet,’ zegt ze genietend. ‘Hij heet Ryou Shirogane,’ vervolgt ze. ‘Gisteren hebben we gezoend. Ik weet het. Het is niets voor mij maar toch. Het kwam zo onverwacht, en het was. Ik heb er geen woorden voor. Het was gewoon zo, zo, zo perfect, zo geweldig.’ Helemaal in gedachten verzonken, ratelt ze door. Laura lacht. Ze kijkt weer voor zich uit. Haar adem stokt. Ze kijkt in de bruine ogen van een jongen. Zijn bruine haren, hangen een beetje verwilderd voor zijn gezicht, en hij kijkt Laura grijnzend aan.
Ondertussen verschijnt voor Susanne Kisshu. Hij kijkt nieuwsgierig rond, op zoek naar wat leuke meisjes, als Susanne Kisshu opmerkt. ‘KISSHU?????!!!!!’ vraagt ze verbaasd. ‘Hej Sgatje,’ zegt Kisshu, terwijl hij naar een meisje kijkt. Kisshu kijkt weer naar Susanne. Vliegt naar voren en geeft haar een zoen. Op dat moment, loop Saehara net naar buiten. Susanne schrikt. ‘Hoe durf je!’ gilt ze tegen Kisshu. Kisshu lacht. ‘Hou je dan niet van mij?’ vraagt Kisshu. ‘NEE!’ gilt Susanne. Kisshu lacht. ‘Kom maar op, probeer me maar te verslaan. Of kan je dat niet?’ daagt hij haar uit. Susanne twijfelt geen moment. Ze trekt zich niets aan, van haar omstanders. Haar lichaam transformeert. Uit haar koperkleurige haren, springen wat zwarte kattenoortjes. Haar kleren veranderen van het grijze schooluniform, naar een zwart jurkje, en een rood kattenstaartje verschijnt. Kisshu lacht. ‘Je lijkt op een katje dat ik ken,’ fluistert hij. Susanne reageert niet. Ze kijkt Kisshu alleen koud aan. ‘HAGANE BEN*!!!’ roept ze plotseling, en een stalen zweep verschijnt in haar hand. Kisshu kijkt geïnteresseerd toe. ‘Dragon sword,’ fluistert hij als Susanne de zweep naar hem zwaait. Handig grijpt hij de zweep vast, en trekt die uit Susanne’s hand. ‘Bedankt,’ lacht Kisshu. Nu wordt het Susanne toch echt te veel. Ze sluit haar ogen. Laat haar krachten door de grond stromen. Haar ziel versmelt met een plas water, die achter Kisshu ligt. Behendig komt ze omhoog, en grijpt Kisshu vast. Kisshu schreeuwt! ‘WAT?!’ Hij haalt uit met een saï. Raakt Susanne in haar buik, en meteen wordt ze weer in haar eigenlichaam gegooid. Kisshu lacht, als het water van hem af valt. Hij teleporteerd naar Susanne. ‘Jammer, kattenkop,’ fluistert hij, als hij een saï op Susanne’s buik zet. Hou houdt haar met een hand vast. Haalt uit en…
‘Genoeg.’ Een zachte stem, laat de meiden, Kisshu en Taruto verstijven. Snel kijken ze om. Daar, op de lege plaats, staat Monique. Haar blik is kil, en haar ogen staan koud. ‘Jennifer, Katrijn, Famke, waarom beschermden jullie Susanne en Laura niet?’ vraagt ze zacht. Schuldbewust kijken Jennifer, Katrijn en Famke naar de grond. Maar dan komt Kisshu weer in beweging. Jennifer springt op, grijpt Kisshu’s hand, en slaat de saï eruit. Ze werkt Kisshu behendig tegen de grond, en zet een van Kisshu’s saï ’s in zijn arm. Kisshu schreeuwt van pijn. ‘KISSHU!!!’ angstig kijkt Taruto op. Hij merkt niet, dat Laura zich inmiddels heeft losgewerkt. Ze geeft hem een klap in zijn gezicht. ‘Sorry,’ fluistert ze nog, en rent weg. Haar hart klopt in haar keel, en tranen glijden over haar wangen. Waarom moest de jongen die zij leuk vond, haar niet leuk vinden. Waarom moest hij haar nu aanvallen.
Bij een boom, blijft ze hijgend staan. Ze sluit haar ogen. Voelt hoe tranen over haar wangen glijden, en hoort ze op de grond vallen. ‘Het spijt me,’ fluistert ze nog eens. Ze recht haar rug. Voor haar, glipt op dat moment net een muisje voorbij. ‘Verander me in een muis,’ fluistert ze meteen. Ze voelt haar lichaam krimpen. Haar oren krijgen een andere vorm, en haar handen worden pootjes. Ze wordt omringt door een helder wit licht, maar het duurt maar even. Voor ze het weet is ze in een muis veranderd, en ze vlucht het hoge gras in. Daar verstopt ze zich onder een treurwilg. Hevig, met haar zwart kraaloogjes knipperend.

‘LAURA, LAURA!!! Waar ben je?!’ Bezorgt geschreeuw, klinkt over het veld. Moeizaam opent Laura haar muizenoogjes. Het duurt even, voordat ze doorheeft dat ze nog niet is terug veranderd, maar daarna verandert ze meteen weer terug. ‘Ik ben hier!’ roept ze snel. Een opgeluchte zucht, klinkt achter haar. Snel draait ze zich om, en kijkt naar Jennifer. ‘Het spijt me, dat ik wegrende, mompelde ze. Jennifer lacht. ‘Het is niets. Iedereen in jou situatie zou dat hebben gedaan.’ Ze zwijgt. ‘Je vindt hem echt leuk, is het niet?’ zegt ze dan. Laura knikt.
‘Kom, we gaan naar huis.’ Haastig kom Katrijn eraan. Ze slaat een arm om Laura’s schouder. ‘En maak je geen zorgen. We vinden Taruto wel. Hij zal je leuk gaan vinden!’

Hoofdstuk 6: Oren zijn om mee te horen!

Geconcentreerd luistert Famke naar de geluiden, die uit het huis 10 meter verder in de straat komen. Zo te horen, had de familie Hiwatari weer eens ruzie. Famke glimlacht. Ze heeft dus weer iets om Satoshi mee te plagen. ‘Het is niet beleef om mensen af te luisteren,’ zegt plots een stem achter haar. Snel draait Famke zich om. Ze kijkt naar een lange jongen, met net zulke oren als haar. In een hand heeft hij een waaier, die lijkt op een hart van het kaartspel. Een warme gloed verspreidt zich door Famke’s lichaam, en ze voelt hoe een rode blos op haar wangen komt. ‘Oren ZIJN, om mee te horen,’ zegt ze snel. De jongen lacht. ‘Een onverwacht, maar waar antwoordt,’ zegt de jongen. ‘Mijn naam is Pai, en jij ben?’ ‘Famke,’ zegt ze snel. Een vlugge glimlach verschijnt op haar gezicht, als de jongen dichterbij komt. ‘Ik wist niet dat mensen net zulke oren als ons hadden,’ zegt hij plotseling. ‘Ow, ik ben ook de enige, voor zover ik weet,’ antwoordt Famke. ‘Waar kom je vandaan?’ De vraag is haar lippen al gepasseerd, voordat ze het goed en wel door heeft. Ze voelt zich rood worden, maar Pai lacht. ‘Ik kom van een planeet, hier heel ver vandaan,’ antwoordt hij, en zijn glimlach zorgt ervoor dat Famke nog roder wordt. ‘Ow, uhh,’ zegt ze. ‘Ik kan het je wel laten zien,’ zegt hij. Famke’s mond valt open, en ziet dat Pai haar een hand uitsteekt. Famke slikt, aarzelt even, maar legt dan toch haar hand in de zijne. Voor ze het weet, zweeft ze in de lucht. ‘W-w-wat?’ roept ze verschrikt uit. ‘Niet bang zijn,’ zegt Pai, en hij slaat een hand om haar heup, zodat ze niet valt. ‘Ik zorg er wel voor, dat jou niets overkomt.’

Haastig rent Susanne door de straten. Een angstige uitdrukking staat op haar gezicht, en hijgend komt ze bij Laura aan. ‘Weet jij misschien waar Famke is?’ vraagt ze hijgend aan Laura. Laura schud haar hoofd, en ziet uit de verte Katrijn al vrolijk komen aangerent. ‘Waarom ben jij zo vrolijk?’ vraagt ze als ze Katrijn ziet lachen. ‘Ik heb hem weer ontmoet!’ roept Katrijn vrolijk uit. ‘Daarom ben in ook zo laat.’ Dan ziet Katrijn de droevige gezichten van Laura en Susanne. ‘Wat is er?’ vraagt ze bezorgt. ‘Famke is vermist,’ zegt Laura verdrietig. ‘Wat?!’ Katrijn zakt op de grond. ‘Zeg alsjeblieft dat dit een grap is! Ze mag niet vermist zijn!’ Laura en Susanne laten hun hoofden zakken. Op dat moment komt Jennifer angstig aanrennen. ‘Waar is Famke?!’ roept ze uit, en dan ziet ze, dat er tranen in Katrijn’s ogen blinken. ‘D-d-dat weten we niet…’

Famke kijkt haar ogen uit. Voor haar, ligt de mooiste wereld die ze ooit heeft gezien. Alle bomen staan in bloei, winkels, waar de leukste kleren te krijgen zijn, voor een heel lage prijs en wezens, die precies zulke oren als haar hebben. ‘Wauw,’ mompelt ze. Pai lacht. ‘Wat wil je gaan doen?’ vraagt hij haar, terwijl hij het antwoordt eigenlijk al weet. ‘SHOPPEN!’ roept Famke uit. Pai lacht, en laat zich door haar meesleuren naar de winkels. Hij heeft geen idee hoeveel winkels ze aan het einde van de dag hebben gehad, maar Famke heeft in ieder geval een hoop spullen, kleren en sieraden, erbij. ‘Bedankt,’ zegt ze, als hij haar weer vastpakt, om naar huis te gaan. ‘Bedankt voor deze fijne dag.’ Pai lacht naar haar. Heel even. Dan verschijnt er een trilling in de lucht, en gaan ze terug naar de aarde. Voor het huis van Famke, komen ze terecht. Famke geeft Pai snel een zoen op zijn wang. Even raakt Pai de plek verdwaasd aan, dan kijkt hij Famke in de ogen. Bukt zich naar haar toe… ‘FAMKE?!’ een schelle stem klinkt over de plaats. ‘WAAR WAS JE???’ Geschrokken draait Famke zich om, en probeert haar oren te verbergen. ‘Uhmm, winkelen?’ probeert ze tevergeefs. ‘JE BENT GISTERAVOND NIET THUIS GEKOMEN. TOEN KON JE NIET ZIJN WINKELEN. WIE IS DAT? WAAROM KWAM JE NIET NAAR HUIS? JE HEBT HUISARREST JONGEDAME!!!’ schreeuwt haar moeder, en beschaamd, kijkt Famke naar Pai. Ook Pai kijkt een beetje beschaamd naar Famke’s moeder. ‘Sorry voor de problemen,’ zegt hij zachtjes tegen haar. Dan verdwijnt hij, en Famke’s moeder kijkt verbaasd naar de plek waar Pai eerst was. Dan, valt ze flauw.

Hard geschreeuw dringt in de kamer van Susanne door, en haastig schiet ze in wat makkelijke kleren. Ze rent regelrecht op het geschreeuw af, en ziet, hoe Famke de volle laag van haar moeder krijgt. Naast haar zweeft een jongen, met dezelfde oren als Famke. ‘Ow alsjeblieft,’ fluistert Susanne. ‘Laat er niets magisch gebeuren, laat er niets magisch gebeuren.’ Te laat. De jongen teleporteert weg, en Famke’s moeder valt flauw. Susanne zucht. Concentreert zich, en roept snel Jennifer, Laura en Katrijn op. Daarna haast ze zich snel naar Famke, die zich naast haar moeder bukt. ‘Is het weer eens zo ver?’ vraagt Susanne zachtjes. Famke knikt. ‘Laura, Jennifer en Katrijn komen er zo aan. Hopelijk kunnen we het samen oplossen,’ zegt Susanne zachtjes. ‘Ik ben bang van niet,’ antwoordt Famke. ‘Je zei de vorige keer al, dat het waarschijnlijk de laatste keer was dat het ging. We hebben een nieuw iemand met krachten nodig.’ Susanne zucht. ‘Je doelt toch niet op…’
‘Ja, we moeten Monique ook oproepen’
‘Kunnen we niet?’
‘Nee.’
Susanne buigt haar hoofd. Ze gaat zich concentreren. ‘Is niet nodig,’ zegt dan een stem. ‘Ik ben er al.’ Monique staat op een tak van de boom. ‘Je moeders geschreeuw was mijlen ver te horen,’ richt ze zich op Famke en behendig springt ze uit de boom. ‘We moeten snel zijn, voordat de politie hier is. Katrijn, Laura en Jennifer komen zo, maar ik weet niet of ze er op tijd zijn.’ Ze kijkt Susanne en Famke aan. ‘We moeten in een kring gaan staan. Jullie moeten dan zoveel mogelijk krachten aan mij door geven. Dan wis ik de laatste gebeurtenissen uit.’ Famke en Susanne slikken. Ze willen wel, maar weten niet of ze Monique kunnen vertrouwen. ‘Jullie kunnen nu niets anders dan me vertrouwen,’ zegt Monique. De loeiende sirenes zijn al in de verte te horen. Snel pakken Susanne en Famke elkaars en Monique’s hand vast. Razendsnel begint Monique een spreuk te mompelen, en Susanne en Famke voelen hoe hun krachten afnemen. Net als ze beginnen te denken dat het nog erger wordt, houdt het op. Laat Monique hun handen los, en openen ze hun ogen. ‘Susanne, kom mee,’ zegt Monique dan. ‘Voordat ze wakker wordt.’ Ze wacht niet op antwoordt, maar trekt Susanne gewoon mee, achter het muurtje. Ze horen verbaasd gekreun, en het geschreeuw begint weer. Monique zucht, en Susanne kijkt haar verbaasd aan. ‘Ik heb behalve een deel van het geheugen uit te wissen, ook nog een gedeelte gecreëerd,’legt Monique uit. ‘De gedachte die ik haar heb ingebracht, is die dat Famke met een paar tassen door de poort binnen kwam lopen. Ik heb die gedachte ook naar Famke doorgezonden, dus ze weet wat ze moet doen.’ Susanne knikt, en op dat moment, komen de politiewagens net de hoek om. Monique vloekt. ‘Houd me goed vast,’zegt ze snel. Ze slaat haar vleugels uit en vliegt omhoog. Samen verdwijnen ze, hoog boven de wolken. Een paar kilometer verderop landen ze. ‘Ga naar huis,’ zegt ze. ‘Vergeet wat je net hebt meegemaakt en leer je krachten beter te beheersen. Dan kan jij ook wat ik net deed. Ik heb de juiste woorden je doorgestuurd. Veel succes.’ Met die laatste woorden, verdwijnt Monique. Susanne knikt. Dan gaat ze snel naar binnen. Voordat háár ouders ongerust worden.

Hoofdstuk 7: Toch maar voor schattig?

Een beetje soezend, legt Jennifer haar hoofd tegen de boomstam. De zon schijnt in haar gezicht, en haar haren, hangen los over haar schouders. Ze sluit haar ogen, genietend van de zon. Dan valt er plotseling een schaduw over haar. Geïrriteerd opent ze haar ogen. Dan ziet ze dat Daisuke voor haar staat. ‘Daisuke, wil je even aan de kant gaan?’ vraagt ze, haar irritatie verbergend. ‘Ik wou net vragen of ik erbij mocht komen zitten,’ zegt hij lachend. ‘Tuurlijk,’ antwoordt Jennifer. ‘Het is niet alsof die boom van mij is.’ Een kleine glimlach verschijnt op haar gezicht, en Daisuke loopt naar de boom toe. Helaas, ligt daar net een boomwortel. Daisuke’s voet blijft daarachter hakken, en hij valt naar voren. Voordat Jennifer goed weet wat er gebeurt, ziet ze Daisuke steeds dichter bijkomen. Hij valt tegen haar aan, en zijn lippen drukken op de hare. Snel duwt Jennifer Daisuke van haar af. ‘Wat doe je nou?’ flipt ze uit. ’S-S-sorry,’ mompelt Daisuke, terwijl hij in het gras ligt. Jennifer zucht, staat op, en loopt boos weg. ‘Verdomme,’ vloekt ze. ‘Weer mijn hele dag verpest.’ Woedend schopt ze tegen een steentje, die ketst tegen de muur aan, en komt tegen een jongen. ‘HOE DURF JE MIJ MET STENEN TE BEKOGELEN!’ roep de jongen kwaad uit, terwijl hij naar haar toe komt. ‘Sorry,’ zegt ze fel. Ze heeft geen zin om berouw te tonen. ‘Ik trapte alleen tegen een steentje, kan ik er dan wat aan doen dat hij tegen jou veel te dikke kont aan komt,’ vervolgt ze. Snel komt een vuist op haar af. Ze gilt. Dan wordt ze aan de kant geduwd, en krijgt degene die haar duwde de klap. Snel kijkt ze naar haar redder, en ziet dat Daisuke op de grond ligt. ‘HOE DURF JE?!’ woedend transformeert Jennifer in een wolf, en angstig kijkt de jongen haar aan. Ze grauwt. Haar handen klauwen zich. Ze sprint naar de jongen, en bijt hem in zijn been. De jongen schreeuwt van pijn, rukt zich los, en rent weg. Jennifer transformeert terug. Veegt het bloed van haar mond, en ziet hoe Daisuke langzaam bijkomt. ‘Ik wilde me verontschuldigen,’ zegt hij zachtjes. Jennifer lacht. ‘Ik denk dat ik bij je in het krijt sta,’ zegt ze zachtjes. ‘Dus verontschuldiging aangenomen.’ Ze helpt Daisuke overeind. Daisuke glimlacht. ‘Ik ga naar huis. Als ik iets in wederdienst kan doen, bel me maar,’ zegt Jennifer, en ze draait zich om. Een glimlach verschijn op haar gezicht, en haar hart klopt sneller.
Ze verdwijnt in de steegjes, en als ze zeker weet, dat Daisuke haar niet meer kan zien, transformeert ze zich in een wolf. Ze rent regelrecht naar huis, daar transformeert ze terug en start ze haar computer op, en gaat op MSN. Tot haar teleurstelling, is niemand online.

Moeizaam strompelt Daisuke naar huis. Hij heeft nog steeds niet helemaal door wat er daarnet gebeurde. Wat was dat met Jennifer, bijvoorbeeld. Waarom voelde hij zich zo goed bij haar? Daisuke zucht. ‘Wat is er toch met me aan de hand?

‘Laura, Katrijn, Susanne, Famke!!!’ roept Jennifer vrolijk uit. Met haar schooltas in haar hand, komt ze vrolijk op de vier afgerent. ‘Sinds wanneer ben jij zo’n ochtendmens?’ vraagt Laura gapend. Jennifer lacht alleen maar. ‘Kom, we moeten naar school, voordat we te laat zijn,’ zegt ze vrolijk. Ze stapt de bus in, gevolgd door Susanne Katrijn, Famke en Laura.
Helemaal achterin nemen ze plaats. ‘Jenn, vertel eens, waarom ben je zo vrolijk?’ vraagt Katrijn als ze eenmaal goed en wel zitten. Jennifer kijkt Katrijn aan. ‘Ik, ik geloofd dat ik verliefd ben!’ zegt ze met een grijns op haar gezicht. Meteen vallen Laura, Susanne en Famke stil. ‘Wie is het?’ vragen ze dan ademloos. ‘D-daisuke,’ antwoordt Jennifer. ‘AAAHHHHHHH, dat meen je niet?!’ gillen Katrijn en Laura dan. Ze hebben niet door dat iedereen in de bus hen aanstaart. Katrijn en Laura willen alleen maar de details weten. Een beetje hakkelend, begint Jennifer dan te vertellen, van wat er gisteren gebeurde. Op dat moment, stopt de bus bij een halte, en stapt er een roodharige jongen in. Meteen valt Jennifer stil. Even kijkt ze in Daisuke’s ogen, die langzaam dichterbij de hare komen. Dan, is het moment voorbij, en gaat Daisuke een rij voor hen zitten. Laura, Katrijn, Famke en Susanne kijken elkaar aan, maar zeggen niets.

De remmen van de bus piepen, als ze voor de school stoppen. Haastig stappen Jennifer, Famke, Katrijn, Susanne en Laura uit. Gevolgd door Daisuke. Jennifer gaat expres wat langzamer lopen, in de hoop dat Daisuke met hun mee loopt. Helaas voor haar, gaat op dat moment de bel, en moeten ze gaan rennen om op tijd te komen. Met Daisuke een paar meter voor haar rennend, stormen ze de school binnen.

Hoofdstuk 8: Terug naar huis?

Met een zucht, ga ik op het gras zitten. Mijn ogen zijn gericht op de sterren. Ik voel hoe een traan uit mijn ooghoek ontsnapt, en sla mijn handen om mijn knieën. Buig mijn hoofd, en sluit mijn ogen. Tranen branden achter mijn oogleden, maar ik wil niet toegeven.
Ik hoor de deur openen, maar kijk niet om. ‘Wat is er?’ hoor ik een stem vragen. Meteen herken ik die van Dark. Ik antwoordt niet. Hij loopt naar me toe, en gaat naast me zitten. ‘Je kan het me best vertellen,’ zegt hij, en hij slaat een arm om me heen. Ik kijk hem aan. ‘Ik weet dat het vreemd klinkt,’ zeg ik zachtjes. ‘Maar, ik heb heimwee. Ik vraag me al een tijd af, hoe het nu thuis zal zijn.’ Dark knikt begrijpelijk. ‘Ik had al zoiets verwacht.’ Hij veegt mijn tranen weg. ‘Daarom wilde ik je wat vragen. Ik heb opdracht gekregen, om wat te gaan stelen in jou geboorteplaats.’ Verbaasd kijk ik hem aan. Ik weet niet waar hij heen wilt. ‘Morgenavond, ga ik. Het is erg saai om alleen te gaan, daarom, wil ik vragen, of je mee wilt.’ Mijn mond valt open. ‘M-m-meen je dat?’ vraag ik hem. Ik durf het niet te geloven. Dark knikt. ‘Je moet natuurlijk morgen wel ziek kunnen spelen, anders valt het op,’ lacht Dark. Ik begrijp hem meteen. ‘Geen probleem,’ lach ik terug. ‘Weet je dan niet dat het een speciale kracht van vrouwen is. Acteren?’

Vermoeid stap ik uit bed. Ik kijk naar het setje make-up dat op het nachtkastje staat, en haal diep adem. Snel kleed ik me aan, en doe mijn haren goed. Daarna ga ik op het bed zitten, terwijl ik een spiegeltje pak. Ik kijk erna. Mijn handen trillen als ik het make-updoosje open. Ik maak mijn gezicht bleek. Daarna, teken ik voorzichtig wat wallen onder mijn ogen. Ik zorg ervoor, dat ik een heel ongezonde uitstraling krijg. Dan loop ik naar beneden. Ik ga aan de keukentafel zitten, en zie hoe Emiko goedkeurend knikt. ‘Het lijkt net echt alsof je ziek bent,’ zegt ze lachend. Ik lach terug, al is het een beetje een geforceerde glimlach.

Na het derde uur kom ik terug. De leraren waren al de hele dag bezig dat ik naar huis moest gaan, maar ik deed net alsof ik perse naar school wilde. Uiteindelijk, ben ik gegaan na het proefwerk. De leraar leek daar ook nog eens blij om. Emiko wil meteen een gedetailleerd verslag, en ik begin te vertellen. Als ik klaar ben, komt Daisuke binnen. ‘Geluk,’ zegt hij met een zucht, en hij kijkt me aan. ‘Al ging het me niet zo gemakkelijk af als jou.’ Ik merk dat hij me de schuld geeft. Om zijn beschuldigende blik te ontkomen, kijk ik naar de grond. ‘Ik, ik ga mijn spullen pakken,’ zeg maar snel, en loop naar boven. Daar laat ik me met een zucht op mijn bed vallen. Snel pak ik een tas, met het hoognodige in. Dan ga ik op het balkon staan. Ik zie hoe het langzaam donker wordt, en als de maan helemaal aan de hemel staat, komt Dark naar me toe. ‘Ben je klaar om te gaan?’ vraagt hij zachtjes. Ik knikt. Hang de tas op mijn schouders, en sla mijn vleugels uit. Dark lacht. ‘Komop we gaan,’ zegt hij en al snel, vliegen we door de donkere nacht, richting het noorden.

Ik weet niet hoe ver we al zijn gevlogen, maar rond zonsopgang, houden we halt. In het bos zetten we snel een tent neer en kijken we even, naar waar we al zijn. ‘We zitten ongeveer op de helft,’ zegt Dark als hij aanwijst waar we zijn. ‘Ik denk dat we morgenvroeg wel bij jou geboorteplaats zijn, dat betekent, dat we moeten wachten tot de nacht.’ Ik knik begrijpend. ‘Het probleem is echter, ik weet geen plek om ons te verstoppen. De vorige keer, was ik alleen, en wist niemand wie ik was. Daarom had overdag een hotel. Nu gaat het echter moeilijker worden, omdat sommige mensen jou nog wel zullen kennen,’ vervolgt hij. ‘Weet je een plek waar we kunnen overnachten?’ Hij kijkt me vragend aan, en zonder enige aarzeling, wijs ik een plek aan. ‘Daar,’ zeg ik zachtjes. ‘Daar, in het bos. Ik ken het redelijk goed, dus dat moet geen probleem zijn. We moeten ons wel verstoppen in een dichter gebied, maar ik denk dat het geen probleem zal zijn.’
Ik sta op, en Dark kijkt me verbaasd aan. ‘Ik neem de eerste wacht,’ zeg ik. Snel spring ik in een boom, waar ik goed uitzicht heb over de omgeving. Vanuit mijn ooghoek zie ik hoe Dark gaat slapen, en een lach verschijnt op mijn gezicht.
Ik maak me klein. Voel me veilig, zo hoog boven in een boom, maar het gevoel duurt niet lang. Als mijn wacht er bijna op zit, hoor ik stemmen. Ik zie hoe een groepje mannen in donkere kleding snel dichterbij komt.
Geruisloos laat ik me uit de boom glijden, en wek Dark. We verstoppen ons in de struiken, en zien hoe de mannen ons kamp vinden. ‘Zo te zien hebben we wat kampeerders gevonden,’ zegt de voorste man. Hij kijk grijnzend naar de tent, grist een aansteker uit zijn zak, en loop langzaam dichterbij. ‘Zou ik niet doen,’ zeg ik zachtjes. Ik leun tegen een boom, en heb mijn ogen gesloten. Ik voel de blikken van de mannen, en lach alleen maar. ‘Wie ben je, en wat moet je?’ vragen ze, als ze van de verbijstering zijn bekomen. ‘Ik hoef niets. Ik heb alleen geen zin, in een tent die verbrand is.’ Ik open mijn ogen, en kijk hen aan. De mannen deinzen achteruit, en het geeft me een bepaald gevoel van voldoening. ‘Je laat je toch niet bang maken door zo’n meid?’ Een man links van me komt uit de struiken gesprongen. In zijn hand heeft hij een mes vast. ‘Ik zou dat niet doen,’ zeg ik zachtjes als hij dichterbij komt. Ondertussen kijk ik naar Dark, die achter de man is opgedoken. ‘Ik maak nog altijd zelf uit wat ik doe en laat.’ De man lacht. Hij komt nog dichter naar bij. Uiteindelijk, zet hij zijn mes tegen mijn keel.
‘Foute keus.’ Een glimlach speelt om mijn mond. Nog voor de man het dor heeft, sla ik hem neer. Mompel snel een spreuk, en de man valt in slaap. Meteen wis ik een deel van zijn geheugen uit. Dan richt ik me op de anderen, die inmiddels nog verder achteruit deinzen. Maar Dark houdt ze tegen. Hij slaat ze bewusteloos, en samen, wissen we hen geheugen uit. Daarna verplaatsen we ons. Dark neemt de wacht van me over. Heel even kijk ik hem nog aan. Dan, neemt de vermoeidheid, het van me over.

Zachtjes tikt Dark me op mijn schouder, en ik open mijn ogen. De hemel boven mij is bezaaid met sterren, en Dark is al bezig met het kamp op te ruimen. Snel sta ik op, en help hem. Dan pakken we onze tassen weer, en vertrekken.
De wind waait door mijn haren, en genieten, haal ik het elastiek uit mijn haren. Ik laat ze meegolven met de wind, en met een lach, kijkt Dark naar mij. Verlegen lach ik terug. Hij komt dichterbij, en roept iets, maar ik kan hem niet verstaan. Met gebaren probeer ik hem dat duidelijk te maken, maar het lukt voor geen meter. Uiteindelijk, na een lachbui waardoor we vijf meter naar beneden vallen, geef ik het op. We vliegen verder, over de zee. Steeds verder, naar het noorden.

De zon staat al bijna boven aan de hemel, als we in mijn geboorteplaats aankomen. We duiken zo snel we kunnen het bos in, en slaan daar ons kamp op. Goed beschut, brengen we de dag door. Ik neem de eerste wacht, en Dark de tweede.
Verveeld staar ik voor me uit. Af en toe hoor ik het geritsel van een dier, maar meer ook niet. Ik zucht. Kijk om me heen. Dan, hoor ik geblaf. Met een ruk draai ik me om. Een hond komt vrolijk op me afgerent. Meteen herken ik hem, en hij herkent mij. ‘Kai, nee,’ zeg ik zachtjes. Ik deins achteruit, en wil Dark wekken. Maar dat is niet nodig. Hij staat al naast me. ‘Snel, klim in een boom,’ zegt hij zacht. Ik knik, en doe wat hij zegt. Maar Kai staat nog steeds onder aan de boom te blaffen. Snel loopt Dark naar hem toe, en aait hem.
In de verte zie ik een vrouw aankomen, haastig rent ze naar Kai toe, terwijl een andere hond naast haar rent. ‘Sorry,’ zegt ze als ze is aangekomen. ‘Ik kon hem niet meer in bedwang houden. Het leek wel of hij naar iemand rende die hij kon.’ Ik vloek, als ik zie wie het is. Maar eigenlijk, had ik het al verwacht.
Ik verschuif een beetje op de tak. Wat bladeren ritselen, en ik kijk recht in de ogen van Benno, die al de hele tijd omhoog aan het staren is. Weer verschuif ik, en een stuk van de tak breekt af. Mijn hart staat stil als mijn tante omhoog kijkt. Ze kijkt recht in mijn ogen. Haar mond valt open.
Ik laat me uit de boom glijden. Besteed geen lange begroeting aan Kai en Benno, maar loop meteen naar haar toe. ‘Het spijt me,’ zeg ik zachtjes. Ik voel hoe Dark zijn hand op mijn schouder legt. Ze staat nog steeds sprakeloos naar me te kijken. ‘W-w-waar ben je geweest?’ vraagt ze dan. Ik zie dat ze van de ene kant opgelucht is me te zien, van de andere kant, begrijpt ze het niet. ‘Ver weg,’ zeg ik zachtjes. ‘Op een plaats waar ik gelukkig was, tot ik heimwee kreeg.’ Ik geef geen duidelijk antwoord. Ik kan het gewoon niet. ‘Maar waarom ben je dan weggegaan?’
‘Ik heb het thuis helemaal verknalt.’
‘Je kont toch nog terug? Of anders naar ons toe?’
Ik schud mijn hoofd. ‘Nee, ik kon niet terug, en als ik naar jullie ging, kwam ik pap toch nog tegen.’ Ik noem mijn vader alleen nog maar mijn vader uit gewoonte. Meer niet. Voor mij, is hij geen ouder meer. Ik heb geen ouders meer. Niet voor mijn gevoel. ‘Ze hadden het wel vergeven! Ze missen je,’ mijn tante roept het zowat uit, maar ik schud mijn hoofd. ‘Nee, als ik terug was gegaan, had ik alleen maar meer problemen gehad.’
Ik draai me om, en kijk naar Dark. Hij knikt. ‘Ik wil je vragen, of je het mijn ouders niet wil vertellen. Ze hoeven niet te weten dat ik nog hier naartoe ben geweest. Eigenlijk, had niemand het mogen weten. Zie het maar, als een afscheid van mijn oude leven.’
Ik zeg rustig, en probeer haar zo min mogelijk pijn te doen, maar toch, kan ik het niet voorkomen. ‘Het spijt me,’ zeg ik nogmaals, en tranen stromen over mijn wangen. Het is moeilijk. Maar het moet. Ik, ik kan niet anders!
Dark slaat zijn hand om mijn schouders. ‘Het spijt mij ook,’ zegt hij tegen haar. ‘Als ze mij niet had ontmoet, was ze niet meegegaan.’ ‘Nee, als ik jou niet had ontmoet, had mijn leven geen zin meer gehad,’ Spreek ik Dark tegen. ‘Dan had ik nu niet meer geleefd.’ Dark knikt. Hij begrijpt het. Ik richt me nog een keer op mijn tante. ‘Misschien, tot ziens,’ zeg ik na wat twijfel. Dan verdwijnen Dark en ik geruisloos in de bosjes.

Ik sla mijn vleugels uit, en kijk naar Dark. Hij knikt. Ik haal diep adem, en vlieg weg. De sterren schijnen helder aan de hemel, en ik vlieg naar mijn huis. Ik zie schaduwen achter de gordijnen bewegen. Alsof er niets is gebeurt.
Ik voel een steek in mijn hart, als ik het tafereel zie. Tranen wellen op in mijn ogen. Ik zucht. Wil net wegvliegen, als de deur geopend wordt. Snel verstop ik me in een boom, en zie, hoe mijn ouders vertrekken. Even, wil ik gewoon weg gaan, maar een openstaand raam, trekt mijn aandacht. Ik twijfel. Dan, neem ik een besluit.
Ik vlieg naar achteren, en kijk naar het raam. Het staat op een kiertje. Gemakkelijk maak ik de klem los, en land op de vensterbank.
Verbaasd kijk ik mijn kamer rond. Alles is nog precies het zelfde, als toen ik vertrok. Mijn mond valt open. Snel sluit ik hem weer, en slik. Ik loop rond. Pak dan een van mijn boeken van mijn bureau. Voorzichtig blader ik er doorheen. Het ritselen van de bladzijden, laat me weer bijkomen. Ik stop de boeken in mijn tas.
‘WAT DOE JE HIER?!’ Verschrikt kijk ik om. Ik kijk recht in de ogen van mijn zus. Zie dat ze schrikt. Maar zij is niet de enige. Mijn zus is veranderd. Haar gezicht is ingevallen, en donkere kringen, staan rond haar ogen.

Zwijgend kijk ik haar aan. Mijn vleugels als een mantel om me heen geslagen, sta ik daar. Doe niets anders. ‘M-m-m-monique?’ stamelt ze. Ik antwoordt weer niet. Ik staar haar alleen maar aan. Langzaam loop ik achteruit. Stoot me tegen het kastje met de televisie.
Onder gaat de deur open. Mijn ouders komen binnen. Ik zie dat mijn zus hen wilt roepen, maar ik leg mijn vinger op mijn lippen. Gebaar dat ze stil moet zijn. Op dat zelfde moment, verschijnt Dark bij het raam. Mijn zus schreeuwt het uit. Ik vloek. Spring snel op de vensterbank. Zet me af, en laat me vallen. Net op het zelfde moment, komen mijn ouders de kamer in gerent. Ik zie hoe ze schrikken als ik me afzet.
Een paar meter boven de grond, sla ik mijn vleugels open. Met een paar machtige slagen, ben ik naar boven. Ik pak Dark’s hand vast. Hij trekt me mee. Snel vliegen we er vandoor. Ik probeer niet te denken aan de zwarte veer die ik in de kamer had gelegd. Ook niet, aan de lege boekenplank. Maar ik vlieg weg. Vechtend, tegen mijn tr

Alle rechten voorbehouden 2005-2024 - www.verhalenlezen.nl


Verhalen

Wilt u een verhaaltje lezen uit één van de onderstaande categorieën? Klik dan gewoon op een categorie en u komt op de pagina met de verhalen van deze bepaalde categorie.

Verhalen posten

Hebt u zelf een verhaaltje geschreven? Of een onvergetelijke blunder tegengekomen, of iets anders. En je wilt er anderen mee amuseren, lezen? Met verhalenlezen.nl kan dat geen probleem zijn. Klik hier om een verhaal te posten!


Statistieken

Totaal verhalen: 5184
Totaal categorieën: 10
Totaal 12 bezoekers online