Verhalenlezen.nl - Voor al uw verhalen en sprookjes. Ook hebben we liefdes verhalen en erotische verhalen.

De Vuurzuur.

U leest om dit moment het verhaal De Vuurzuur gepost door Naamloos. Dit verhaal is gepost in de categorie spannende verhalen. Wilt u een zelf geschreven, of een mooi verhaaltje posten? Klik daarvoor hier.

Wilt u terug naar spannende verhalen?
Categorie: spannende verhalen
Gepost door: Naamloos
Gepost op: 2009-1-25

Verhaal:

De Vuurzuur
1. De Vuurzee

Op het marktplein, in het midden van voor mij onbekende stad, stond een verhoging met daarop vijf rechtopstaande balken, om de balken heen was stro gebonden. Het was een gure dag in oktober, ik moest ongeveer 8 jaar oud zijn en ik weet nog dat het miezerde, in de lucht grijze wolken samenpakte en een koude westenwind mij liet rillen.
Hoewel het slecht weer was begon het plein langzaam vol te stromen, vrouwen met lange, sombere jurken en angstige ogen, in zwartgeklede mannen die streng om zich heen keken, lachende kinderen die achter elkaar aan holden.
De kerkklok begon 11 keer te slaan, ding-dong, ding-dong, daarna een stilte. Het plein was inmiddels vol gestroomd en alle gezichten waren nu gekeerd in de richting van de kerk. Daar gingen de grote houten poorten open en drie deftige mannen stapten naar buiten. De middelste, had ik gehoord, werd de priester genoemd en iedereen vertelde dat hij wijs en rechtvaardig was.
Onder de indruk keek ik naar de mannen, de priester was gekleed in het zwart met een groot houten kruis om zijn nek. Hij had donker haar en een donker baardje en zijn donkere ogen waren emotieloos. Onder zijn arm droeg hij een dik, oud boek. De man aan de linkerkant herkende ik als een soldaat, hij droeg een glinsterende helm, op zijn borst was een rood kruis genaaid en in zijn hand hield hij een wapen.
De derde man herkende ik niet. Hij was heel groot met heel veel haar dat wild op en neer deinsde in de windvlagen. In mijn ogen was hij een reus, gekomen uit een donker bos of uit een magische wereld. Op zijn linkerwang was een groot litteken te zien in de vorm van lijn, dat liep van zijn mond naar zijn voorhoofd dwars over zijn gezicht heen. Geïntrigeerd kwam ik ongemerkt steeds meer naar voren met kleine stapjes terwijl ik mijn mantel steeds met mij mee sleurde. De mantel was veel te groot en een groot stuk lag op de vieze grond in de modder. De priester was nu aan het praten maar ik kon niet verstaan wat hij vertelde. Hij sprak in een andere taal, niet de taal die in deze omgeving gesproken werd en ook niet de taal van mijn volk. Terwijl hij sprak hield hij zijn ogen strak op het oude boek in zijn handen gericht. Verveeld begon ik om mij heen te kijken, waar was moeder? Of Lalita, Marco en de rest? Ik keek om mij heen maar ik zag niemand, het enige wat ik zag waren grote mensen die om mij heen stonden terwijl ze kennelijk vol interesse naar de priester stonden te luisteren.
De sluier die om mijn hoofd heen gebonden werd nu bedekt door de mantel die net boven mijn ogen uit kwam, moeder had verteld dat ik het moest gebruiken om mijn hoofd mee te bedekken.
Nu stond ik hier, met een bedekt hoofd, maar waar moeder was dat wist ik niet. Ik had haar het laatste nog gezien bij de waterput waar ze me deze stinkende mantel had gegeven. Ik peinigde mijn hersens om te bedenken wat ze nog meer gezegd had maar ik wist het niet meer. Het zal vast niet belangrijk geweest zijn, ik zal het later wel vragen.
Tot mijn opluchting bleek de priester nu klaar te zijn en de opwinding in het publiek nam kennelijk toe. De priester begon weer te praten maar nu in een taal die kon verstaan, verheugd en met inspanning begon ik naar zijn woorden te luisteren. ‘Vandaag, op de dag van de heilige Theresia, zal Gods rechtvaardigheid wederklinken. Alle aanwezigen hier zullen getuigen zijn van Gods grootheid, want vandaag is de dag dat ongelovigen, dieven en verraders zullen branden, hier en in de hel’. Een luid gejoel en gejuich kwam op vanuit het publiek en de priesters stem kwam steeds luider en standvastiger te klinken. Ik snapte er niet veel van, ongelovigen? Ik had geen idee van wat dat in hield, was ik een ongelovige? Toen bedacht ik me dat ik ook geloofde. Ik geloofde in heel veel dingen, in de elfjes die in de bossen schuilhielden voor de boze trollen, ik geloofde in geesten van de aarde die om ons heen waren. Nee, ik was zeker geen ongelovige. En opgelucht luisterde ik verder. De man las iets op uit dat oude boek voor zijn neus en gebaarde daarna de soldaat achter hem ‘Haal de gevangen zodat wij Gods glorie kunnen ervaren’. Naast de verhoging stonden nu drie mannen met fakkels vuur in hun handen, vol spanning keek ik erna. Wat zou er nu gebeuren?

De soldaat kwam terug van uit het huisje naast de kerk terwijl hij vier mensen achter zich aan sleepte. Ik kon in de verte zien dat er twee vrouwen en twee mannen bij zaten, een vage herkenning kwam op die ook meteen weer verdween. Al die mensen hielden hun hoofd naar de grond gericht, terwijl ze steeds dichter bij de verhoging kwamen. De dorpelingen die om de verhoging stonden stapten op zij toen de gevangen naderden. De toeschouwers begonnen op de gevangen te spugen, tegen te schelden en zelfs dingen tegen aan te gooien. Met verbazing keek ik naar het schouwspel voor mijn neus, dit was niet leuk en hoewel ik mijn blik eigenlijk wilde afkeren kon ik het niet. Als gehypnotiseerd bleef ik naar de gevangen staren. Ik had nu een goede kijk op de gevangen. Ze stonden nu geketend op de verhoging terwijl het gescheld steeds harder werd. Een van de kinderen naast mij gooide een rotte tomaat die op de armoedige rok van een van de gevangene uit elkaar spatte. De vrouw hief haar hoofd op en keek mij recht aan. Haar ogen waren lichtblauw en verdrietig. Haar hele gezicht zat vol met blauwe plekken, rode bloeduitstortingen en kleine wondjes. Versteend keek ik naar mijn moeder, die daar gevangen op de verhoging stond. Alle gedachten uit mijn hoofd verdwenen en ik kon mijn blik niet keren. Een zilveren traan liep over het beschadigde gezicht van de ooit zo mooie en sterke vrouw. Toen herkende ik ook de andere gevangen. Het waren Juliana, Marco en Pierre. Juliana die als een zus voor mij geweest was en die ook door mijn moeder was opgevoed, Marco de grappenmaker die altijd vrolijk was en Pierre die prachtig kon dansen en die met zijn knappe uiterlijk elke vrouw kon verleiden. Mijn vrienden, mijn familie, ze stonden daar maar. Hun lichaam gebroken, hun kleren verscheurd, hun ziel verwoest, hun ogen naar de grond gericht. Deze mensen die ik zo goed kende, waren nu veranderd in anderen. Anderen die ik niet kende, anderen die ik ook nooit zal leren kennen.
Ik wou huilen, schreeuwen, vechten, wegrennen maar ik bleef staan. Ik kon me niet meer verroeren en van schrik niks meer uitbrengen. De gevangen werden naar achter getrokken en aan de palen vastgebonden. Vol ongeloof staarde ik voor mij uit, nog niet duidelijk wat er zou gebeuren.
De priester ging voor mijn moeder staan en keek haar in de ogen, hij fluisterde vervolgens iets in haar oor en mijn moeder sloot haar ogen hoewel haar vuisten gebald bleven. De priester wenkte toen de drie mannen met de fakkels. Die liepen de verhoging op. Ik kon mijn ogen niet geloven, het werkelijke besef kwam later pas.

Als eerste was Juliana aan de beurt, ze stond aan de uiterste linkerkant en toen de fakkeldrager dichterbij kwam begon ze te schreeuwen. Een schreeuw die door merg en been ging en die koude rillingen veroorzaakte bij het publiek, wanhopig en hysterisch bleef ze schreeuwen tot ze een klap op haar gezicht kreeg door een van de dichtbijstaande soldaten. Toen werd de stro aangestoken en even later omringde het vuur de vrouw die ik zo goed kende. Dat was het laatste wat ik van haar zag, de vlammen laaide hoog op en bleven branden.
En zo ging het ook met Marco, die ik voor de allereerste keer zag huilen tot de vlammen hem ook opnamen, en Pierre, die standvastig met zijn mysterieuze ogen het publiek in bleef kijken en op mij bleef hangen. Toen was hij er ook niet meer.
En dan op het allerlaatste mijn moeder, Helena, die in vlammen op ging. De goudgele vlammen omsloten haar lichaam, haar lange blonde haren tot ze verdwenen was in die vuurzee. Ze gilde niet, ze schreeuwde niet, ze begon niet om zich heen te slaan. Nee, ze stond daar met haar ogen gesloten, wachtend op de dood. Terwijl het vuur door brandde nam de priester het woord. ‘Zie daar, Gods Glorie. We kunnen zeer verheugd zijn’ en door zijn woorden begon het publiek luid te juichen, joelen en te lachen.
Het gejuich werd onderbroken door de kerkklok die 12 sloeg. Het was tijd voor het middageten en het plein stroomde weer langzaam leeg terwijl het vuur verder sudderde en de wind het as van mijn familie meenam.


Aantal keer bekeken: 2414
Waardering: 5.71 op 10
Geef een cijfer:

Alle rechten voorbehouden 2005-2024 - www.verhalenlezen.nl


Verhalen

Wilt u een verhaaltje lezen uit één van de onderstaande categorieën? Klik dan gewoon op een categorie en u komt op de pagina met de verhalen van deze bepaalde categorie.

Verhalen posten

Hebt u zelf een verhaaltje geschreven? Of een onvergetelijke blunder tegengekomen, of iets anders. En je wilt er anderen mee amuseren, lezen? Met verhalenlezen.nl kan dat geen probleem zijn. Klik hier om een verhaal te posten!


Statistieken

Totaal verhalen: 5184
Totaal categorieën: 10
Totaal 14 bezoekers online